United States or Guinea ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het was hem als snoof hij weer in de frissche, zuivere lucht van het bekoorlijke dalletje, als rook hij de honinglucht van den blauwen regen, als hoorde hij het gezoem der duizende bijtjes die afkwamen op den honing; als zag hij het pad door den boomgaard opklimmen naar het huis, en de wijnstokken er boven, kruipend tegen de helling, en de nette tuin regelmatig-aangelegd als een pastorie-tuin.

De nonnetjes die het gesticht beheerden liepen geruischloos heen en weer: stille, zwarte verschijningen met witte borstdoeken en witte kapjes, frissche gezichten en zacht-glimlachende oogen, op eens gansch onverwacht ergens opduikend om een hoekje, opeens gansch onverwacht ergens verdwijnend in een deurtje, als vlijtige, nijvere bijtjes, die wel overal tegelijk zouden moeten zijn en zich maar nooit een oogenblikje ontspanning of rust mogen gunnen.

Ja, reiziger, ga maar snel achter uw kleinen gids aan, die u den weg zal wijzen naar den geurigen honing, door vlijtige wilde bijtjes voor u verzameld, een heerlijk dessert, dat de milde natuur u voorzet. Zoodra de roep begrepen is, verlaat de koekoek zijn plaats, vliegt met een gematigd snelle vlucht verder en gaat weer zitten.

Dadelijk als mijn man mij eens alleen liet, kwamen alle vrouwen als bijtjes op mij af, om nieuwsgierige vragen te doen. Ongelukkig kon ik toen nog niet met ze praten, daar ik de taal niet kende; maar ik begreep toch meestal wel wat ze bedoelden door haar bewegingen. Mijn vulpen was een ding, dat veel verbazing wekte, net als mijn haarspelden.

In ons Indië houdt men, meenen wij, wel hier en daar bijen; maar zonder twijfel zijn er honderden ambtenaren, die op hun standplaatsen het voorbeeld van den Duitscher zouden kunnen navolgen, en ook particulieren zouden, als ze in de zaak belangstelden, een nuttig werk kunnen doen door invoering van de nijvere bijtjes in hun omgeving.

Een schots lag er naast, om de schaatsenrijders te waarschuwen. "Dat zijn bijtjes van de visschers," zei Jan. "Die brengen er hunne netten door onder het ijs. Ik wed, dat ze heel wat vangen." "Dat denk ik ook," zei Karel. "Als je nagaat, wat wij al hebben, kun-je wel begrijpen, wat zij moeten vangen."

Karel was niet te bewegen eene hand uit te steken. Hij vond de beesten zóó eng, dat hij ze niet durfde aanraken. Eindelijk had Jan ze alle weer verzameld. "Geef mij den emmer maar," zei hij. "Anders ligt het heele zaakje aanstonds weer op het ijs. Draag jij dan de bijlen." De jongens verwijderden zich hoe langer hoe verder van het dorp. Hier en daar waren kleine, vierkante bijtjes gehakt.

De hanen werden kalmer, het zonnetje rees langzaam hooger en verdreef met hare stralenbundels den dauw, die niet dan onwillig scheen op te trekken, de vogels fladderden van boom tot boom, en de bijtjes bewogen zich al gonzende van de eene bloem naar de andere. Hoor, daar was de melkboer reeds.