Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 29 juli 2025


En 't beekje, tevreden, liet met zich sollen, en gleed weg, het dal in, en vertelde, vertelde van het blonde kind, aan de brandnetels, aan de distels en de braamstruiken, en aan de hooge, gepluimde gras-halmen, die bogen als de wind hen even streelde.

Het was er heel stil, en ver van de plaatsen waar menschen huizen hebben neergezet: veel huizen, dicht bijeen, waarin ze wonen, vlak bij elkaar, zoo min mogelijk vrijheid om zich heen hebbende. Waar het beekje langs den molen gleed, lag een verweerde, steenen brug over hem heen, het dal met den molen verbindende.

Nog weinig jaren en daar treedt, Gebukt, vergrijsd in lief en leed, Uw speelnoot aan met wanklen voet, Mijn beekje'! en brengt u d' afscheidsgroet. Mijn doffe blik zal dan misschien Uw glinstring door een nevel zien, En mooglijk dringt dan tot mijn oor Uw vroolijk murmlen niet meer door. Dan sterf ik Maar onaangedaan Ziet gij des waerelds wissling aan.

Uw beeld zal nimmer uit mijn boezem wijken, En zich er spieg’len, als in ’t beekje uw voet, Uw voetje, waarlangs heen de vliet kwam strijken. Gelijk het Goede zult gij voor mij prijken, Dat, schoon, zijn minnaar voor het kwade hoedt. De vrouw, die ’k minnen zal, moet ú gelijken, Opdat ze in háar mij ú beminnen doet.

Het hertenhaar en de versplinterde botjes die er overal lagen verrieden mij waarmee hij zijn middernachtelijk maal gedaan had. In de laagte, waar datzelfde hertenpad op het meer uitliep om de boschbewoners te laten drinken, stroomde een beekje. Buiten de monding van dat beekje lag een diepe waterkom tusschen de rotsen, en in die kom woonden een stuk of wat dikke forellen.

Het gras, dat haar voetjes streelde, de erica die haar kleedje vast wilde houden, de blauwe klokjes die "welkom" riepen, alles was haar zoo lief-bekend. De vertrouwelijke struik-eiken riepen: Rust bij ons! De hooge dennen zongen: Bij ons!... en het blonde kind zag op naar de blauwe lucht met blanke wolken, en voelde de liefde die haar omringde. Dit had het beekje gedaan.

En het zware rad klaterde voort in den starre-nacht als vroeger, en het beekje gleed voort langs de gelende braamstruiken. De bleeke, stille vrouw kwam nooit weer; en het blonde meisje kwam alleen tegen den avond onder de dennen, met haar vreemde oogen, die vertèlden. Toen kwam weer de winter; en het meisje bleef weg. Vroeg in 't voorjaar zag het beekje haar weer.

Jrsst!... wipte de puit. En een rilde weikerse bibberde even tenden haren slanken steel, waarlangs hij te lore was gesprongen.... Ze liepen een beekje over en stonden hijgend te lachen aan den anderen kant. Goedele bloosde tot achter hare ooren.

Als een donkere vlinder zweefde Isolde in het nachtelijk uur den slottuin in, waar Tristan haar met uitgespreide armen en een onderdrukten kreet van verlangen ontving. Hij voerde haar mede naar een donkeren hoek van het park, waar de sterren door het dichte gebladerte gluurden en het klateren van het beekje het eenig geluid was, dat de stilte verbrak.

En het beekje stroomde ook het dal in, mee met den donkeren stoet, niet begrijpende, zachtjes vragende en klagende.

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek