United States or São Tomé and Príncipe ? Vote for the TOP Country of the Week !


PUCK. Komaan! komaan! hei, lafaard! komt gij niet? DEMETRIUS. Kom hier dan, als gij durft; maar 'k weet, gij biedt Mij geen gelegenheid, wacht mij niet af, Maar loopt nu hier, dan daar, en ducht uw straf. Waar zijt ge? PUCK. Hier; ik ga u voor; kom na! DEMETRIUS. Gij spot met mij, maar boet het duur, zoodra Ik uw gehaat gezicht bij dag ontdek.

Ja, juffrouw, zei Puck, terwijl hij langzaam zijn koffie dronk, de wereld is boos en vol zondige wulpschheid en als ik je zoon was zou ik er m'n voordeel mee doen. Hoe zoo dan? Wel, ik zou dien dichter ook in de blootigheid, ten voeten uit, modelleeren, misschien vinden ze dan dat ie lijkt, want zooals 't nu is gegaan kan ik me best begrijpen, dat Jules half dol wordt.

PUCK. Ja, juist gedacht; Ik ben die snaaksche zwerver van de nacht, Die Oberon vaak lustig lachen doet, Als ik een hengst, van boonen wel doorvoed, Bedrieglijk toebriesch als een merriepaard; Of op een oudevrijsters-krans, bedaard, In 't glas mij houd als een morel, maar nauw Brengt één mij aan den mond, of ik bedauw Al spartlend de' ouden boezem met het nat.

Kijk! zie je daar die retouche geef je loup eris nou, kijk nou zelf; ze hebben 'n eind van z'n kajim afgenomen. Waarachtig dat lijkt wel. Puck stond op zijn teenen bij de anderen en vroeg: Laat me ook eris kijken, ik kan d'r zóó niet bij. Kom hier, hobbelbroek, kijk! Bruin pakte 't ventje eensklaps beet en tilde hem op. D'r is van voren wat afgehaald en aan de eene zij bijgebracht.

OBERON. Ik ben benieuwd, of reeds Titania Ontwaakte en wat het eerst in 't oog haar viel, Waar ze op verlieven moest met hart en ziel. Daar komt mijn bode. Zeg, mij, dolle geest, Wat is er in dit spookbosch aan de hand? PUCK. Voor een gedrocht is mijn meestres ontbrand.

PUCK. Hongrig brult de leeuw nu weer; Huilend groet de wolf de maan; Snurkend ligt de ploeger neer, Nu zijn dagtaak is gedaan; Nauw één vonk in de asch nu gloort; Uilgekras klinkt in de nacht; En de kranke, die het hoort, Huivert, dat het graf hem wacht, 't Is nu middernacht, de tijd, Dat de graven openstaan, En, van hunnen boei bevrijd Alle geesten waren gaan; En wij elfen, die met dans Om 't gespan van Hecaté Zweven, doch voor zonneglans Vlieden, met het duister mee, Zijn nu lustig; niet een muis Store dit gewijde huis; 'k Veeg het met den bezem schoon, Dat geen smetje zich vertoon'!

Ik sta nogal in een goed blaadje bij de oude dame, en ik zal zoo beleefd mogelijk tegen haar zijn; dan zullen we haar wel verteederen." "Zul je me met het hittenwagentje en Puck komen halen?" "Op mijn woord van eer." "Vast elken dag?" "Dat zul je eens zien." "En mij dadelijk terug halen, als Bets beter is?" "Op de minuut af." "En met mij naar de comedie gaan?"

Mijn waarde Puck, kom hier; gij weet nog wel, Dat ik eens op een voorgebergte zat, En een meermin er zag op een dolfijn, Die zulke schoone melodieën zong, Dat haar gezang de woeste zee bedwong, En meen'ge ster wild uit haar baan verschoot, Om 't lied der maagd te hooren. PUCK. Ja, ik weet het.

PUCK. Op en neer, heen en weer; Beiden voer ik heen en weer; Burger, boer, elk ducht mij zeer, Kom, Puck, voer hen heen en weer. Daar komt er een. LYSANDER. Demetrius, spreek op! waar zijt ge nu? PUCK. Hier schurk! het zwaard ontbloot, verwacht ik u. LYSANDER. Ik kom en 'k heb getrokken. PUCK. Volg mij dan Naar effen grond! DEMETRIUS. Lysander! zijt ge een man? Spreek, lafaard, vluchtling!

! is 't waarachtig? Wat ik je brom, hoor! d'r is aan geknoeid God weet, hoe 'n kinderklomp die vrijer voor z'n kop heeft gehad ze hebben 'm mooier gemaakt, dan ie was mijn kop af, als 't niet zoo is! Maar Puck, wat zou ie dan wel voor 'n snuit gehad hebben? Geef 'ris op!