United States or Yemen ? Vote for the TOP Country of the Week !


De jonge moeder beantwoordde den zachten druk der geliefde hand, en zeide: »Ik vertrouw u niet, vriend Zopyrus, want het komt mij voor, dat gij minder den toorn ducht dier schepseltjes, die u toch vrij onverschillig zijn, dan wel terugdeinst voor eene overtreding van de zeden en gebruiken van uw vaderland.

LYSANDER. Hij loopt mij voor en daagt mij uit meteen; Maar kom ik waar hij roept, dan vlood hij heen. Zijn voet doet vleuglen aan, nu hij mij ducht; Ik volgde snel, maar sneller is zijn vlucht. Wat donker, hobb'lig pad! niet te begaan! Ik vlij mij neer. O, lieve dag, breek aan! Want ja, hoe flauw en grauw uw licht zich toon', Ik vind Demetrius en wreek zijn hoon.

JONGE LUCIUS. Toen vader nog in Rome was, ja zeker. MARCUS. Wat wil Lavinia toch met die gebaren? TITUS. Ducht, Lucius, niets; zij heeft een doel hiermeê. Zie, Lucius, zie, hoe zij op u gesteld is; Zij wil, dat ge ergens met haar medegaat. O knaap, Cornelia las niet vlijtiger Haar zonen voor, dan zij met u gedichten En Cicero's Orator heeft gelezen.

Verschrikt en ontsteld maakte Aelbert zich uit de armen zijner moeder los, en vroeg: »Moeder, wat zegt u daar? Vader is toch niet " Vrouw Geerte barstte in hevige snikken uit, en zacht antwoordde ze: »God weet het, kind, of hij nog leeft. Hij is in de handen der Spanjaarden gevallen, en ik ducht, dat zij met den gevreesden 't Hoen weinig medelijden zullen hebben.

Sedert ducht ik de eendracht mijner vriendinnen evenzeer als de booze Diws, en heb niets liever, dan dat zij elkander lagen leggen, krakeelen en plukharen." »Ongelukkige Zopyrus!" zeide Bartja lachend. »Ongelukkige?" hernam de echtgenoot van het vijftal. »Ik zeg u, dat ik de gelukkigste sterveling op aarde ben.

ADRIANA. Stil, dwaas! uw meester en zijn knecht zijn hier; Onwaar is alles, wat gij daar bericht. DIENAAR. Neen, neen, meest'res, ik zweer u, het is waar; Ik haalde nauwlijks adem, sinds ik 't zag. Hij schreeuwt om u, en zweert, dat, heeft hij u, Hij u 't gelaat verzengt, ontoonbaar maakt. Hoor, hoor! daar is hij reeds, ik bid u, vlucht. HERTOG. Kom bij mij hier; ducht niets; de wacht treê voor.

Thans, vriend Eglamour, Terstond door de achterpoort van 't klooster voort; Bespieders, ducht ik, gaan mijn gangen na. EGLAMOUR. Ducht niets; wij spoeden ons naar 't woud, en daar, Geen drie mijl ver, bedreigt ons geen gevaar. Aldaar. Een kamer in 's Hertogs paleis. Thurio, Proteus en Julia komen op. THURIO. Heer, wat zegt Silvia van mijn aanzoek thans?

Wrevelig wenkt hij al die toebereidselen terug en laat alleen een bataljon van zijn garde vooruitgaan. "Wat een moed! Wat een moed!" zegt hij met een blik op de naar zijn standplaats stormende escadrons. Dat zij hem zullen bereiken, ducht hij niet; zijn nooit falende blik heeft hem reeds gezegd, dat de paarden den adem en de geslotenheid zullen missen, noodig om nog tegen den heuvel op te rennen.

Maer heden merghen, doent was dach, Gaf hi enen swaren sucht: Sanderijn, ik hebbe sijns levens ducht; Dies dooght mijn herte grote pijn. Nu biddic u, scone maghet Sanderijn, Dat ghi wilt gaen te Lanseloet, Want hi leghet in groter noot, Dies dooght mijn herte swaer verdriet. Edel vrouwe, dat ghi ghebiet Wert herde gerne van mi ghedaen.

Zoozeer ontrust nu mijn beschaamd geweten Uwe ijdelheid dat ik in vreeze groot Den aanblik ducht dier deernisvolle vrouw. Want nooit behoordet, dan slechts in den dood, Gij onze doode Vrouwe te vergeten. Zoo spreekt mijn hart en zucht in zwaar berouw.