United States or Costa Rica ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze tuurde sprakeloos naar de koffiekanne en het tinnen melkpotje en de witte teelkens en koppekens, die daar ondereen in 't noesche licht te klateren stonden en naar Goedele's vingeren, die verduldig werkzaam waren eromme. Ze liet een peinzende stilte vallen en wachtte tot het geluchte langs hare woorden voordeelig werd.

"Ik herinner mij," zeide Deodaat peinzende, "dat ik eens bij toeval zulk een Friesche voorspelling gehoord heb. Ik ben die meerendeels vergeten: een paar regels zijn mij lang bijgebleven: laat zien," vervolgde hij, zich het hoofd krabbende, "of ik mij die nog kan herinneren: As Dekama sine rose forliest, In dy for Frieslän dat seawetter kiest.... verder weet ik er niet van."

We waren al veertien dagen in volle zee en hoe slim ik het ook menigmaal aangelegd had om Marten eens aan te spreken, het was mij niet gelukt. Zoo peinzende op een nieuw middel liep ik 's morgens op den vijftienden dag doelloos van stuurboord naar bakboord en keek maar gestadig op het dek. "Zoek-je wat, matroos?" klonk op eens eene stem naast mij. Het was die van Marten.

In gestadigen draf reden zij dien ganschen helderen dag, bergen op en glooiingen af door valleien waar geen sterveling ging, zij met geopenden mond en hooge kleur, schokkend op het zadel, hij met gebogen hoofd en peinzende oogen bij wijlen ter sluiks naar haar gericht.

Maar mevrouw Van Raat, uit wier peinzende, lichtblauwe oogen zij gaarne een straal van sympathie had opgevangen, was ongesteld, en liet zich door Paul verontschuldigen, en deze teleurstelling woog haar zwaar op het harte.

Plotseling, met een nijdige uitbarsting van zijn spieren, verfrommelde hij het bekrabbelde papier in zijn vuist, en stampte er op. Mijnheer Konig grinnikte voldaan en draaide zich om, terwijl kapitein Davenport tegen kajuit stond te leunen en een half uur lang geen woord meer zei, zich tevreden stellend met naar lij te staren, een uitdrukking van peinzende wanhoop op zijn gezicht.

De kluis, getuige van ons noode scheiden, Leeft in mijn peinzende herinnering.... Zij werd mij paradijs, omdat ze ons beiden, In de’ eersten stond van liefde, ’t laatst omving. Een kus ten afscheid, toen twee harten schreiden, Verheugde ’t hart, dat haar aan ’t harte hing.... Maar, die der liefde ’t leven wou bereiden, Schonk leven aan den dood: zij bleef, ik ging.

Na eenige oogenblikken nagedacht te hebben, ging de oude heer met hetzelfde peinzende gezicht een achterkamer binnen, die op de binnenplaats uitzag; en daar, in een hoek teruggetrokken, riep hij voor zijn geestesoog heel een drom van gezichten op, waarover jaren lang een donkere sluier had gehangen. »Neenzei de oude heer hoofdschuddend, »het moet verbeelding zijn

En alle lijnen die de wijde wulfsels onderspannen, zingen in hare blijde vaart een nimmer eindigend, heilig, heilig.... Het was dat "heilig Hallel" dat de peinzende geest van den jongen Brunssumer weervond in de nieuwe paterskerk van Merkelbeek. Daar was dezelfde ingetogen stemming niet, maar dezelfde vlucht en vaart omhoog der oude kathedralen.

»Daar heb je gelijk aan; nu, dan weet ik er wel een. Luister maar: „'t Geschenk is wel niet heel veel waard.” »Is die goed?» »Heel goedzei Karel peinzende om een rijmwoord op »waard» te vinden. »Waard wat rijmt daar zoo al opvroeg hij. »O ja, waard, paard, staart, taart, haard, baard, aard, gaard, er zijn rijmwoorden genoeg. Ha, ik weet er al een: „'t Is een geschenk uit onzen gaard.”