United States or Cook Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Willem ging samen met een werker van Merkelbeek, dien hij op den weg ontmoette, elken morgen naar de mijn van Amstenrade. Dien had hij meegedeeld wat zijn vader thuis was komen vertellen en wat zijn moeder gezegd had. "Laat je niet ringelooren, had de kerel die veel ouder was, hem geraden. Als je maar jenever kon verdragen, zou je ook niet ziek worden van 't gekwijl van zoo'n ouden zeeveraar."

Door 't koren komen de menschen, over ongeziene paden, ter Vesper. Daar is veel volk vandaag in Merkelbeek. De paters zingen plechtigen zang. Het galmt zoo breed, het klimt zoo wonder-hoog op de zachte akkoorden der begeleiding, dat het is alsof de wijdsche gewelven hooger stijgen bij 't geluid dier stemmen, als konden zij ze met hun armen niet meer omvademd houden.

"Ja-maar, ik kom zóó van den trein en ze wachten me. Het wordt nog warmer later op den dag...." Dan stapte hij vlugger door het veld dat tusschen Merkelbeek en Brunssum deint. Daar hief tusschen het groen der stille popels, de toren van zijn dorpskerk het kleine, leien ronddak als een helm van staal. Die stond er als een grijze hellebardier. En de vreugde lachte van zijn gezicht.

Zwart kwam hij er aan zetten, mompelend binnensmond en waggelgaande langs den weg, met zijn blikken koffieketeltje aan een touw over den rug, de pet scheef over zijn lang sluik haar en groezelig in zijn armoedige plunje, toen met twee volle emmers aan 't juk, dat ze over de schouders in den nek droeg, Anna Jansen hem bij de eerste huizen van Merkelbeek ontmoette. "Anneke" riep hij.

Het was kermis te Merkelbeek. 's Middags trok de schutterij op. De fanfare van Brunssum was daarbij uitgenoodigd. Spelende kwam zij 't dorp binnentrekken. In "de Kroon" vergaderden blazers en schutters. Dan zette de stoet zich in beweging. Voorop de muziek; de banier van rood fluweel met goud bestikt, opende de rij; de blazers stapten op de maat van hun marsch, en bliezen hunne roode wangen bol.

En alle lijnen die de wijde wulfsels onderspannen, zingen in hare blijde vaart een nimmer eindigend, heilig, heilig.... Het was dat "heilig Hallel" dat de peinzende geest van den jongen Brunssumer weervond in de nieuwe paterskerk van Merkelbeek. Daar was dezelfde ingetogen stemming niet, maar dezelfde vlucht en vaart omhoog der oude kathedralen.

Het kwam haar zoo voor, alsof ze nu "meneer" moest zeggen; hij lichtte zijn pet en zei: "hoe gaat het?" met een vriendelijk, open gelaat. "Weer eens te Brunssum?" zei zij er over heen. "Ja; weer eens wat uitrusten voor een paar weken. Alles wel?" "Och ja: op 't oude! Daar verandert, God-dank, niet veel hier in Merkelbeek. 't Blijft alles zooals 't altijd geweest is." "Dat is maar 't best.

Hij was de koning van het land, Het land van Lotharingen.... Mij liet mijn liefste zoo alleen; Zijn stem gelijk een gong was. Weet gij soms den weg niet naar Loth'ringen heen?.... Ik wist hem toen ik jong was. "Is 't daarmee uit?", vroeg Anna. "En weet jij nu wat Lotharingen is?" "Nee," antwoordde ze. "Merkelbeek" zei Lize met gewicht. "Dáár!" en zij nam de hand weg van de rest van 't blad.

Doch hoe vermoeid hij zich gevoelde bij 't eindigen daarvan, het beurde hem telkens op, den landweg langs te gaan, door de lucht en 't licht van den avond, samen met den arbeider van Merkelbeek. "Als je maar eens zoo ver ben dat jenever je smaakt, had deze hem dikwijls gezegd. Zonder d

De muziek drong tot zijn ooren door in de stilte van den zomerschen namiddag. Dat plaagde zijn geest. Hij kon geen kermis uitstaan. Waarom was hij ook dien dag naar Merkelbeek gekomen? Hij was den stroom gevolgd. "Vreemd toch, de mensch...." dacht hij bij zich zelven. De wolken lagen om de kim als vastgemeerd in veilige haven. Nu was de muziek uit de feestwei weer verstomd.