United States or Albania ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ze tuurde sprakeloos naar de koffiekanne en het tinnen melkpotje en de witte teelkens en koppekens, die daar ondereen in 't noesche licht te klateren stonden en naar Goedele's vingeren, die verduldig werkzaam waren eromme. Ze liet een peinzende stilte vallen en wachtte tot het geluchte langs hare woorden voordeelig werd.

Hij rondde zijnen buik om gewicht te geven aan zijn gezegde en liet de gouden ketting rotelen, die er als een vloek op te klateren hing. Mijnheer Wilder was een dik mensch met enge schouders en een uitermatig hoofd, kaal en zijpelend onder het gaslicht. Hij krulde alle uchtends zijne rosse knevels met een warm ijzer, zoodat die gedurig triomfelijk ommebogen en met een scherp puntje rechtkwamen.

Zij waren nog niet ver, toen op eens een geweldig klateren en klotsen als van neerstortende wateren, in hun oor drong. Dit gedruis ging gepaard met een vreemd gedreun, dat den armen schildknaap, die nu eenmaal van de natuur het hart van een haas had gekregen, met schrik en ontzetting vervulde.

Daarna verzamelde hij zijne laatste krachten en begaf zich met wankelende schreden in de richting van een beekje, dat hij niet ver van de plaats des gevechts hoorde klateren, om zijn brandenden dorst te lesschen.

Het geluid, dat hij gewoonlijk voortbrengt en in den regel laat hooren, als hij opgejaagd wordt, klinkt als "tserr" of "tserb". Het gezang van het mannetje is een zacht, maar zeer liefelijk gesnap; het bestaat uit snorrende geluiden, die zacht voorgedragen worden en tjilpende, die beter hoorbaar zijn; het herinnert zoowel aan sommige gedeelten van het lied van het Blauwborstje, als aan het getjilp van den Tapuit; door Snell wordt het zeer juist vergeleken met het zachte klateren en ruischen van een over een steenachtige bedding stroomend beekje.

De Niagaravallen. Om het schouwspel der Niagaravallen uit de verte te genieten, plaatsten wij ons eerst op de over de duizend voet lange ijzeren handbrug, waar wij niets anders dan eene wilde, woeste en dreigende watermassa te zien kregen. Des te geduchter, verhevener en indrukwekkender was echter het dof, sedert duizenden jaren onafgebroken donderend ruischen en klateren.

Ik ben de donkere straatjes ingegaan, heb de bochten gevolgd, ben over de soeks geloopen, tusschen de hooge muren der burgerhuizen, ben de wijkpoorten door gegaan, voor kleine moskeeën langs, waar fonteinen klateren over het steenmozaïek der pleintjes en, na meermalen geaarzeld te hebben, welken weg ik moest inslaan, ben ik toch ten laatste bij de Bab-el-Djedid uitgekomen.

Maar dit is uw volstandigheid, dat ge, onderwijl ge wordt neergeworpen, reeds weer kermt, om door uw God te worden opgericht; dat ge onder het uitglijden de hand reeds weer grijpt, die u reddend wierd toegestoken; en dat ge, door wat list of strik ook van uw God afgeraakt, het buiten Hem niet uit kunt houden; en daarom nog van het klein gebergte en onder het neerdruischen van de watergoten, naar uw God roept, gelijk het hert schreeuwt naar waterbeken, die het niet meer ziet, maar toch klateren hoort van verre.

Dan davert het schot, dat den middag meldt, en kaatst als tegen de bergen aan en kaatst dan weêr terug... En de klokken van Rome trilleren ver, klateren dichterbij, zingend hoogschel uit hun brons en metaal, en onder mij, zwellende op tot mij hun goudenen slag, daveren een voor een, in langzame majesteit, de twaalf donderslagen van St. Pieter zelve... Jan.

Het verlangen is vuur, doch hoop onze koele schaduw! liefkoozend suizelen wij om uw hoofd, want gij verstaat ons, omdat de liefde uw boezem bewoont.” Bronnen en beekjes borrelen en klateren: „Beminde, ga niet zoo snel voorbij, zie in ons kristal, uw beeld leeft in ons, minnend bewaren wij het, want gij hebt ons verstaan!” In jubileerende koren zingen en kwetteren kleine bonte vogelen. „Hoor naar ons, hoor naar ons, wij zijn de vreugde, de zaligheid, de verrukking der liefde!” Doch smachtend ziet Anselmus uit naar den heerlijken tempel, die zich ver in de verte verheft.