United States or Botswana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het eerste is dat van Pieter Dirksz., wiens baard zoo lang was, dat hij dien met de hand moest ophouden, om hem niet langs den grond te laten slepen. Het tweede is dat van Jan Cornelissen, kastelein in het Heerenlogement, die in het jaar 1633, toen hij zich op twee-en-veertigjarigen leeftijd liet conterfeiten, niet minder dan vierhonderd-twee-en-vijftig pond woog.

De oude, gepensioneerde generaal, zijn vrouw en zijn schoonzuster, waren nog niet gevlucht. Zij hadden maar niet kunnen scheiden van hun mooi en gezellig huisje op de oude gracht. Te veel stil geluk en levensvrede was daar met hun gansche wezen saamgegroeid. "Ik ga niet, ik wijk niet, ik blijf op mijn post," had de oude generaal herhaaldelijk en met nadruk gezegd, alsof nog steeds, gelijk vroeger, een verantwoordelijke plicht op hem woog. Maar zijn broer, die reeds met zijn gezin naar Engeland gevlucht was, hield niet op hem aan te wakkeren om daar ook te komen, bewerend dat ze 't er zoo goed hadden, dat zij er, dank zij de onuitputtelijke liefdadigheid der Engelschen, als prinsen leefden op een prachtig buitengoed, met bediening en automobiel, alles gratis tot hun vrije beschikking; en de vrouw en de schoonzuster, die van lieverlede half waanzinnig waren geworden van angst, schreiden gansche dagen en nachten en baden en smeekten den generaal, dat hij toch eindelijk, vóór het te laat was, ook met h

Jack galoppeerde dus, op den rug van den hond gezeten, die het gaarne toeliet en inderdaad woog Jack voor hem niet meer dan de helft van een jockey voor een renpaard. Maar wat een bres elken dag in den voorraad suiker der kombuis! Dingo werd weldra de lieveling van de geheele bemanning.

Kapitein Davenport bracht zelfs den chronometer in de barkas: hij vreesde dat ieder oogenblik het dek in de lucht zou vliegen. Den geheelen nacht woog die vrees zwaar op allen, en in het eerste morgenlicht staarden ze elkaar in de holle oogen en vermoeide gezichten, alsof ze verwonderd waren dat de Pyreneeën nog hield en zij nog leefden.

Het woog zeker een paar honderd ton en balanceerde boven de opening op haar smalle zijde. Dat was juist wat ik hebben moest. Ik liep terug naar mijn kamp, de vallei in de gaten houdende zoodat het monster niet ontsnappen kon en haalde mijne patronen.

Het kwam dus aan op goeden moed, eenen stevigen voetstap en eenen sterken arm; den laatste, om de paraplu in positie te houden, die, door het hemelwater verzadigd, mij op den schouder woog als onze moeder de Aarde op den armen Atlas.

Hij was altijd zoo lief en zoo goed voor haar.... Maar hij was ze zou 't hem alles maar zeggen nu hij was ook eigenlijk nooit 'is natuurlijk, nooit zich zelf heelemaal, nooit wáár.... Altijd gedwongen, gemaakt ... en dan zoo bedáárd...? zoo vrééslijk bedaard!... Ze geloofde dat hij, als een diplomaat, vooruit z'n woorden woog, z'n zinnen klaar maakte ... en dat hij eigenlijk altijd dacht aan z'n stem, z'n manieren, z'n houding.... O! ze wist wel, 't was gemeen van haar hem dat alles te zeggen ... maar 't moest er nu uit, ze kon het niet langer verkroppen.... Ze zou 't zoo heerlijk hebben gevonden ... als ze van hem had kunnen houden, als van ... als van ... als van iemand, die boven haar stond..., die haar heelemaal vervulde van bewondering, van....

Toen deze baby een jaar oud was, waggelde hij heen en weer, juist een duim onder de vijf voet lang, en woog honderd vijftien pond; hij was inderdaad even groot als een cherubin in de Sint Pieters "in Vaticano", en zijn speelsche greep naar het haar en de gelaatstrekken der bezoekers werd het onderwerp van den dag in West-Kensington.

Hij deed de kast open, telde de theelepeltjes, woog de suikertang op zijn hand, onderzocht nauwkeurig een zilveren melkkan om zich ervan te overtuigen, dat deze echt was en toen hij zijn nieuwsgierigheid op deze punten bevredigd had, zette hij zijn steek schuin op zijn hoofd en danste met veel waardigheid vier maal om de tafel heen.

Deze bekeek de haan goed, sloeg hem in de onderdeelen gade, wikte en woog, deed eenige vragen: de ongelukkige weifelde. Bruno was zenuwachtig, en keek hem vertoornd aan. "Maar zie je dan die breede schub niet die hij daar, bij zijn spoor, heeft? Zie je die pooten niet? Wat wil je meer? Kijk die beenen 's, spreid die vleugels 's uit! En deze gespleten schub boven deze breede, en deze dubbele?"