Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 22 juli 2025


De Heer was naby, of ... de jongeheer Pompile toch. Hy vertoonde zich in z'n kamerjapon, en werd Wouter gewaar. Ah ... zoo? Ja, juist! Je bent daar? Heel goed! Wilkens heeft je zeker gezegd ... heel goed, heel goed! Weet je wat je doet? Je moet zoo goed wezen ... even te wachten. M'nheer Pompile verdween in de suite, en de klok was weer aan 't woord.

Wilkens onderrichtte hem met 'n pedanterie die moeielyk te beschryven is, omdat gelaat, houding, stembuiging, jazelfs 't heen-en-weer schuiven van z'n bril, daarby zóó groote rol speelden dat Wouter zich alweer zeer bezwaard voelde onder 't gewicht van den nieuwen kursus. Dit is... de kelder.

Hy vond dat ze 'r zoo heel onoogelyk uitzagen, en vooral 't rantsoen van Wilkens die, wys geworden door treurige ervaring, gewoon was z'n "kadetjes" warm te houden tusschen den linker voorpand van z'n vest, en z'n edel hart.

Ieder ander, meende hy, was beter, wyzer, bekwamer, gelukkiger, dan hy, en in zekeren zin was dit de waarheid. We mogen vaststellen dat noch de jongeheer Pompile, noch de kantoor-satraap Wilkens, geleden hadden onder 'n wanverhouding tusschen hun gaven en de aanwezige middelen tot uiting, zooals die welke by-voortduring het evenwicht van Wouter's gemoed verstoorde.

Maar hy had de zuivere waarheid gesproken. Inderdaad, daar ergens op 'n tafeltje was koffi. En de heer Wilkens had wel mogen zeggen: 'n bak. Maar "tas" kwam hem indrukwekkender of aanzienlyker voor, en Wouter, die weinig grondstof noodig had om zich te verheugen, was zeer in z'n schik met het nieuwe woord dat-i daar zoo onverwacht en gratis mocht leeren kennen.

Zoo'n ongelukkig wezen werd drie, vier keeren weggezonden, voor 't m'nheer Wilkens en den jongeheer Pompile gelegen kwam te zien welke nieuwe figuurtjes de teekenaars der fabrieken hadden uitgedacht. Heel eindelyk begunstigde men hem met de mededeeling dat er waarschynlyk niets zou noodig zyn. Dat men reeds groote bestellingen gedaan had aan andere "huizen."

Wouter bewonderde de bekwaamheid van z'n chef, die zoo precies wist hoe men al die menschen moest toespreken. Toch was 't kopieeren van die korte briefjes weldra afgeloopen, en hy werd weer aan 't plakken van z'n stalen gezet. En ... zouden wy hem nu maar niet met-een de letters van 't woord laten leeren? vroeg Pompile aan Wilkens.

Want hyzelf begon weer en voor 't eerst niet! 'n dergelyke meening te koesteren, als 't koesteren heeten mag, dat smartelyk wroeten in eigen borst! Die m'nheer Wilkens was 'n dóórkundig man met grys haar en 'n bril en over de veertig jaren kantoordienst. Wat die man hem zoo majestueus verkondigde, moest wel belangryk wezen, en de moeite van zware inspanning waard.

Ik ... veeg, zei Wouter. Zoo? Nou, als je zóó yverig blyft, zal je gauw slyten, jongen! Maar m'nheer Wilkens heeft gezegd ... Wullekes is 'n gek. Maar ... wil je vegen, goed! Veeg maar! En wat veeg je-n-al zoo? De stof van de stapeltjes ... Daar ligt geen stof op! En al lag er stof op, wat doet dat er toe?

Deze had hieraan op 't kantoor zekere wichtigheid te danken, die hy geenszins versmaadde, en z'n aanzien stond tot dat van Wilkens nagenoeg in rede, als 'n vod van papier tot 'n vod van katoen. Men weet nu eenmaal dat in onze eeuw, papier vóórgaat.

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek