United States or Guyana ? Vote for the TOP Country of the Week !


Het eene venster stond wijd open voor den stillen mooyen avond van buiten. Mathilde dronk haar lauwe thee met weeken slurpenden mond, en, daarboven, samentrekkende proevende oogen. Zij was zoo wech in haar stille afwachtings-stemming dat het geschuif van haar stoel over de vloer haar een vreemd hard geluid klonk toen zij opstond, om vlak voor het venster te gaan zitten met haar kopje.

In de groote kamer, waar alles nog donker was, zeî Mathilde tot Jozef, die zweeg, vlak voor zijn oor met haar lippen, met een zachte stem, die diep uit haar binnenste scheen te komen, als had een ander wezen in haar gesproken: Weet u waarom ik zoo bedroefd ben? Jozef is dood, Jozef is dood!; ... Dat was mijn man, weet u. En haar huilen droogde wech, in dorre huivering, die door haar gezicht ging.

Hij bleef misschien wech, om dat hij van aandoening over wat hij gezegd had ongesteld was geworden, misschien ook had hij weêr ineens op reis gemoeten, of, wat ook mogelijk was, er ontbrak misschien 't een of ander aan zijn uiterlijk, dat wilde laten herstellen vóor hij Mathilde andwoord kwam vragen, in de gedachte dat zij dan liever zoû wezen.

Jans slofte binnen, en samen borgen zij het ontbijtgoed wech, door den gang, in een muurkast en in een laag buffetje in de achterkamer. Jans zeî, dat 't vandaag mooi weêr was, maar erg warm op straat. Verder beklaagde zij zich over den bakker, die het fransche broodje voor meneer van-morgen weêr had vergeten, zoo dat Jans zelf het in de buurt had moeten halen.

Het was Emilie Hartse, die vroeg of mevrouw nu toch misschien te spreken was. Maar Jozef had Mathilde in zoo een droefheid en dofheid na de koffie zien wech gaan, dat hij Jans zeide Mathilde maar niet eens te gaan waarschuwen, en zelf weér een half uurtje met jufvrouw Hartse ging praten.

Daar had zij den halven nacht toen over liggen denken. Twee maanden na deze gebeurtenissen, kondigde haar vader haar aan, dat hij haar op een kostschool in België zoû doen. Zij ging, en, zoo ver van hem wech, dacht zij nog maar weinig aan Jozef.

Het was te gauw gegaan, het was te hevig geweest. Zij voelde nog voortdurend den eersten schrik. Alle begoocheling was wech, wech de vrolijkheid, wech het brandende leven. Terwijl de scherpte van het leed langzaam week, bleef ze ongevoelig voor elke nieuwe levensprikkeling ook. Zoo kropen onder Jozefs voeten heen de dagen voorbij.

Twee andere heeren, met groote overhemdsborsten en breede zwarte dassen, waren gemoedelijk familie-herinneringen aan 't op halen, die hen nader tot elkaar brachten en slikten wat zij haast te veel gezegd hadden wech in een langzaam bij kleine scheutjes koffie-slurpen, terwijl er een met zijn lepeltje op zijn schoteltje tikte, als de andere aan het woord was. Wat is 't? fluisterde Mathilde.

Een week later bleef de pijn bij lange tusschenpoozen wech. Na nog een week beterde hij merkbaar. Mathilde, die weêr aansterkte, zat in de voorkamer beneden te teekenen en te borduren; elke tien minuten liep zij de trap op om naar haar vader te kijken. Jozef kwam elken dag áan. Hij stuurde nu geregeld verfrisschinkjes voor den ouden heer; en voor Mathilde de laatste bloemen van het jaar.

Nu, nu het oogenblik van scheiding en verandering in die huiselijke orde naderde, zag hij in gedachten eens uit naar de jaren, die komen zouden. Zijn dochter ging wech, natuurlijk! Ja, zij zoû wel altijd veel van hem blijven houden, veel van zijn uren zoû hij nog in haar stil en aangenaam gezelschap kunnen slijten.