Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 13 september 2025


Toen beiden gezeten waren, zeide de oude Bertulf: "Heer voorschepen, dringende bezigheden, zooals gij aanstonds zult begrijpen, laten mij niet toe ten uwent te gaan; daarom deed ik u bidden u ten Burg te willen begeven. Ik moet u melden dat onze heer graaf overmorgen in Brugge komt...." "Ik weet het reeds, heer proost", bemerkte de voorschepen. "Gij weet het?

Slaan wij dus immer de handen te zaam en, waar het volk bedreigd wordt door degenen die niets beoogen dan al wat werkt of handel drijft in slavernij te dompelen, daar vinde het gevaar ons als broeders in dezelfde scharen!" "Zoo zal het zijn als de worsteling ooit uitbreekt", bevestigde de voorschepen.

Wij moeten het hopen ... maar indien hij onzen vijanden gelijk gaf en men u wilde dwingen?" "Wat er zou geschieden, heer proost? Wie kan het voorzien? Wij poorters hebben een taai geduld; maar des te meer gespaard bloed zouden wij voor het behoud onzer rechten kunnen opofferen indien eens de boog door overspanning brak." Bertulf greep den voorschepen de hand. "Wel gesproken", zeide hij.

De proost was bezig met hun uit te leggen, hoe dit huwelijk den Kerels in eenmaal vele invloedrijke vrienden aan het hof des graven zelven moest verschaffen en hoe hij hoopte daardoor beter dan door eenen verderfelijken oorlog de rechten en de vrijheid van Kerlingaland te doen eerbiedigen. Een dienaar opende zachtjes de deur en meldde hem dat de voorschepen van Brugge verlangde hem te spreken.

"Gelieve de heer koning mij oorlof te geven om eene overweging ootmoedig hem te onderwerpen", hernam de voorschepen. "Het getal der Kerels op den toren is niet vijftig; wij meenen ons overtuigd te kunnen houden, dat zij niet boven de dertig sterk meer kunnen zijn.

"Vele jaren, heer proost. Van sommigen weet men zelfs niet meer wanneer zij of hunne ouders binnen deze poort zijn komen wonen." "Gij zult dit onrecht niet lijdzaam onderstaan, hoop ik, heer voorschepen?" "Wij zullen ons bij den graaf beklagen en rechtvaardigheid eischen." "Ja, onze heer graaf zal u waarschijnlijk tegen de aanmatiging der leenheeren beschermen.

Baudewijn Van Aelst, die hun aanleider scheen, begon in stilte met mher Gervaas Van Praet en met den voorschepen te spreken. Ongetwijfeld deelde hij hun gewichtige dingen mede; want de veldheer scheen spijtig en betuigde zijne ontevredenheid door bittere woorden.

De leden van den stadsraad beklommen de trede en bogen voor den vorst, totdat hij den voorschepen de hand bood. Dan naderde de man met het fluweelen kussen.

In de tegenwoordigheid des vorsten toegelaten en over de reden hunner komst ondervraagd, zeide de voorschepen: "Heer koning, de droeve mare dat men den toren van St-Donaas gaat doen vallen heeft onze poorters zeer ontroerd. Op hun aandringen komen wij uwe goedheid afsmeeken en, voor uwe voeten neergebogen, u bidden dit oudste kerkelijk gebouw onzer stad te willen sparen.

Ik zie geen beletsel om onzen heer graaf hierin te vergenoegen. Daarenboven, ik zal de poorters uitnoodigen hunne huizen op den doortocht van den stoet met alle mogelijke pracht te versieren." "Ik hoor wel dat voor alles naar behooren zal gezorgd worden", sprak de proost. "Het spijt mij u zoo verre te hebben doen komen, dewijl ik u niets anders te zeggen of te raden had." De voorschepen stond op.

Woord Van De Dag

tusschentoestanden

Anderen Op Zoek