Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juli 2025


De ware liefde laat niet af! zoo had hij ook daareven immers nog gedacht, toen zijne huishoudster de hongere muschjes voederde met zoo taaie volharding. Was hij zelf in het groot naar dit kleine voorbeeld te werk gegaan? Had zijne liefde voor die twee ongelukkigen niet afgelaten?

Toen ik in de kinderkamer terugkwam, was er zoo'n lawaai in de voorkamer, dat ik even naar binnen keek, en daar kroop Herr Bhaer op handen en knieën rond, met Tina op zijn rug, terwijl Kitty hem aan een springtouw voortsjorde, en Minnie de beide kleine jongens, die in van stoelen gebouwde hokken brulden en rondsprongen, met koekjes voederde. "Wij spelen menazerie," legde Kitty uit.

De Wisents, die men tusschen Laplaken en Leuküschken in Pruisen verzorgde en voederde, wel verre van ooit een mensch aan te vallen, werden ten slotte zoo driest, dat zij de menschen naliepen en bij hen om voedsel bedelden; zij waren er aan gewoon geraakt, van de voorbijgangers bijna altijd iets te krijgen.

Hij ging binnen over het slotplein en luisterde of hij vogels hoorde; en hij hoorde ze. Hij vond de zaal; daar was de heks en voederde de vogels in zevenduizend mandjes. Toen zij Joringel zag werd zij boos, heel boos, en ze schold en spuwde gif en gal, maar ze kon niet bij hem, en moest op twee pas afstand blijven staan. Hij bekreunde zich niet om haar, maar bekeek de mandjes met de vogels.

Odin voederde deze wolven altijd met eigen hand en met vleesch dat voor hen was neergezet. Hij wilde zelf geen voedsel en proefde zelden van iets behalve van de heilige mee. Geri en Freki De krijger voedt, Der benden machtige heer; Maar van wijn enkel Bestaat de sterke Odin, hoogberoemd. Lied van Grimnir.

Hij schoot en onderzocht verscheidene Kolibries en vond in hun maag steeds overblijfsels van Kevers en Spinnen. Twee gevangen exemplaren, die hij ongeveer zes weken achtereen met honig en beschuit voederde, werden allengs zwakker; toen zij stierven, vond men in hun darmen suikerkristallen.

Eiken- en beukenboschjes omgaf men met gladde muren, waarlangs de Zevenslapers niet konden opklimmen; binnen deze omheining legde men verscheidene holen aan voor rust- en slaapplaatsen; met eikels en kastanjes voederde men de dieren, om ze ten slotte in groote aarden potten, van 2 voet middellijn, glirariën genaamd, geheel vet te mesten.

Ik zeg niets meer dan de waarheid, maar ik heb een aardig reliëf gezien, waarop een naakte heer met volle handen de dieren voederde, die de smakelijke ganzenlever fourneeren. O Straatsburg, gij, die geen basreliëfs hebt, om uwe industrie te illustreeren, waardoor ge heden beroemd zijt, wie zal er aan u en uw paté de foie gras denken over zes duizend jaren?

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek