United States or Romania ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Aldus gewijsd ende geprononcieerd te Damme, den drij en twintigsten van Wijnmaand van 't jaar onzes Heeren 1558." Weest gezegend, heeren rechters, sprak Soetkin. De vischverkooper! zuchtte Uilenspiegel. En moeder en zoon werden op eene kar naar 't huis van Katelijne gevoerd.

En de poorters en poorteressen van Damme stonden ook aan hunne deur. Mathijssen, de naaste gebuur van den vischverkooper, hoorde Uilenspiegel tot den lafaard zeggen: Gij, die eene weduwe martelt, wordt gedoemd door den Heere! En ook Soetkin, die zei: Gij, die eenen wees vervolgt, zult een kwaden dood sterven!

En de vischverkooper zei gedurig: Breekt de klokken, doodt de kinderen, die schreeuwen. En Tonia sprak: Hij betale, met zacht vuurken, met gloeiende tangen, hij betale! En dan weer zwegen beiden. En Uilenspiegel hoorde niets meer dan den jagenden adem van Tonia, den zwaren stap van de mannen op het krakende zand en de zee, die rolde als de donder.

De klokken van Onze-Lieve-Vrouwekerk klepten. Voor u ook kleppen die klokken, sprak hij tot Uilenspiegel; gij zult gehangen worden, daar gij gemoord hebt! De vischverkooper liegt, riepen die van 't gemeen; hij liegt, de beul, de moordenaar! En, als waanzinnig, smeet Tonia eenen steen naar hem, die hem kwetste aan 't voorhoofd.

Neen, ik heb geenszins gelogen, schreeuwde de vischverkooper, hij wierp mij er in, terwijl ik hem om vergiffenis smeekte, en ik kon er maar uitgeraken door middel van een schuitje, dat aan den oever vastgemeerd lag. Doornat en bibberend, kwam ik met veel moeite naar mijne armzalige hut, alwaar ik de koorts had, alwaar niemand mij oppaste, terwijl ik tusschen leven en dood lag.

Dien zelfden avond, terwijl het negen uren sloeg op Onze-Lieve-Vrouwetoren, ging Uilenspiegel naar den Rooden Valk en, ziende dat de vischverkooper er niet was, ging hij traagzaam slenteren onder de boomen langs de vaart. 't Was een heldere maneschijn. Hij zag den moordenaar komen.

Op een avond stond Uilenspiegel aan de zulle; als Mathijssen, de kuiper, hem zoo droomerig zag, zeide hij hem: Gij moet werken met uwe handen, om de smert te vergeten. De assche van Klaas klopt op mijne borst, antwoordde Uilenspiegel. Ha! zei Mathijssen, de ellendige vischverkooper leidt een nog treuriger leven dan gij.

De vischverkooper antwoordde: Men zag, dat het een wafelijzer was, teenemaal gelijk aan de anderen, behalve dat er gaten in waren, in dewelke ik's nachts de ijzeren tanden vastschroefde; met den dageraad nam ik ze er uit; de boeren verkozen mijne wafelen boven die van de andere kooplieden en hieten ze "wafelen met Brabantsche knoopen", ter oorzake van de ledige holten, waarin de tanden geschroefd werden, en dewelke kleine halfronden, die op knoopen geleken, op de wafelen maakten.