United States or Monaco ? Vote for the TOP Country of the Week !


"Neen, mijn waarde Dick! de nacht is op handen, een nacht dreigende met een onweder. De onweders zijn verschrikkelijk in deze streken, waar de heete grond gelijk is aan eene ontzettende electrische batterij." "Gij hebt gelijk, mijnheer!" zeide Joe, "de hitte is verstikkend geworden, de wind is geheel gaan liggen, men gevoelt dat er iets op til is."

Zij stond op, sloeg de armen om den hals van haar grootvader en kuste hem. »Ik heb u lief, mijn kind," zeide de grijsaard met de teederheid van een vader, »en daarom ben ik zoo vol zorgen!" »O Grootvader," snikte zij, »bid voor ons; voor mij en voor Charles!" »Dat zal ik doen," zeide de grijsaard mild en zacht. Toen staarde hij naar de lucht en zeide: »Er is onweer op til."

Door een monnik, dien zij om raad smeekt, gewaarschuwd, dat een algeheele ommekeer in haar vaderland op til is, besluit zij de bescherming die de Gerichtsrat haar aanbood te accepteeren.

Hoezee voor monsieur Oliver's duivenpastei!" "Ja zeker, duivenpastei!" roept de schilder, "duivenpastei! Maar wat is er met mijn duiven gebeurd? Hebt gij ze weggenomen, Achille?" "Neen!" "Hebt gij er om de til zien vliegen? Ik bedoel niet onder in het hok, maar in de til vliegende om de til?" De stem van den schilder klinkt heesch zijn oogen schieten vuur.

Nimth er thån nach nên êngâ, mot mån hin dâd sêga, til thju hi ut of lande brude ånd hir nên årgenese nêva ne mêi. Is hwa wrak, thån mot-er avbêr sêga, that nimman fon him to frêsane nach to duchtane heth. mêi er kvma hwêr er wil. Plêcht er åfternêi hordom, mêi-r fluchta, ne fluchter navt, is er an tha wrêke thêr bitrogna vrlêten, ånd nimman ne mêi helpa him.

Lêt mån hja åfternêi hlâpa, lêt mån thåt mith welhêd thrvch tha fâmna dva, til thju wi âtha ånd frjunda winna fori lêtha ånd fyandun.

In de jaren 1892 1900 gaf hij uit: Huldren 1892, Ungt Folk 1893, Flaggermusvinger 1895, Sus 1896, Fra Hav til Hei 1897, Hugormen 1898, Trækfugle 1899. Van zijn latere werken is misschien het belangrijkste Den sidste Gæst 1910. In het begin der eeuw was het vers de natuurlijke vorm voor de litteratuur.

Als men over dag zonder gedruisch te maken tot de til opklom, zag men de Uilen rustig op een stok of in een hoek gemeenzaam te midden van de Duiven zitten slapen.

De paarden stappen nu en dan bij een til door het zoute water, dat het schuim den passagiers om de ooren spuit en de voeten worden nat door het in den wagen stroomende water. Op den vasten grond ontmoet men dan krabbenvisschers, mannen en vrouwen, beide geslachten in wijde broeken, die tegen den vloed opwerken en de smakelijke Noordzeekrabben inzamelen.

Rood van opwinding en met gebalde vuistjes is Keesje naar het andere venster gestormd, toen hij het schrikbarende tumult hoorde. Aan zijn kant had ik reeds geprobeerd het gordijn neer te laten. Verbeeldt u toch, daar staat buurpoes met gekromden rug uit alle macht te blazen, tegen de angstig kirrende jongen, die door hare moeder in de til waren achtergelaten.