United States or Marshall Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


Mijn hart smacht naar dat verre vaderland, waarvan wij beide op aard een vóórglans zagen, toen nauw-ontwaakt, in blijde kinderdagen, zich ziel aan ziele spon met teedren band. Toen, door dat bliksemfelle licht geslagen, verhief zich ons verwonderde verstand, en bleef om 't kernvuur van zoo schoonen brand en om terugkeer naar dat licht-heil vragen.

HERMIA. Wee mij, gij tooverkol, gij bloesemworm! Gij liefderoofster! wat! kwaamt gij bij nacht, Het hart mijns liefsten stelen? HELENA. Mooi, voorwaar! Hebt gij geen zedigheid, geen maagdeblos, Geen spoor van schroom? Is dit uw doel, dat gij Mijn teedren lippen schampre taal ontlokt? Foei! veinzend, huichlend, vinnig nufje, gij! HERMIA. Ben ik een nufje? Zoo! was dat uw spel?

Zweer echter by die kroon die thands uw schedel drukt, En u den teedren arm der teêrste ontrukt, En by die heilige axt, die aan uw heup mag blinken: Zweer, eer de derde zon in 't Westen neêr zal zinken, Te storten aan dit hart, waarvan gy de adem zijt: En hoede 't lot de Goôn uw arm u in den strijd!" Hy zweert haar.

Hij sneed het kroonkruid, wij proefden wortel en blaadren bitter Maar aten snel van 't vruchtenzoet En dronken teedren wijn en staarden zalig in 't geschitter Van 't licht op feestlijk goed. En wij werden slaven Van een trotsch koning in het wreede Egypte. Pyramiden bouwden wij, sfinxen, krypten Doodensteden met hijgend, hongrend draven.

Hebt gij dan niet lang gesmacht Op 't ziekbed, in mijn laatste kamerkijn, Waar ge op uw eigen wensch wordt heengebracht? Heeft niet uw lieve zoon u dag en nacht Zoo trouw verpleegd, zoo zorgelijk behoed, Terwijl hij u geen oogenblik verliet? Zaagt gij dan nacht en dag den teedren groet Dier oogen van uw lieve dochter niet, Verdronken in een heeten tranenvloed, Maar nooit geloken?

Nu zinkt ze in felle smart verbleekende op de kniên, En wringt de handen, en vertwijfelt, waar te vliên: Dan verft een nieuwe storm van woede haar de kaken, Vliegt op, en wil een eind aan 't foltrend leven maken Of rent, als razende en met zweepen aangespoord, Onwetend werwaart heen, in éénen adem voort, Kwetst d' al te teedren voet aan struiken en struweelen, En houdt op eenmaal stand, als siddrend voor het kwelen Des nachtegaals in 't woud, of 't knappend uilgesteen, Dat uit een' hollen tronk haar toeroept in 't geween.