United States or United Kingdom ? Vote for the TOP Country of the Week !


TAMORA. En hier voor 's hemels aanschijn, zweer ik Rome: Kiest Saturninus de vorstin der Gothen, Een dienstmaagd zal zij voor zijn wenschen zijn, Een teed're voedster, moeder zijner jeugd. SATURNINUS. Bestijg het Pantheon, vorstin! Romeinen, Verzelt uw keizer en zijn lieve bruid, Een gave aan Saturninus van den hemel, Wiens wijs bestuur het noodlot heeft verkeerd.

VALENTIJN. En 't staat geboekt: zooals de vroegste knop Verteerd wordt, voor 't ontluiken, door den worm, Zoo wordt de jonge en teed're geest door liefde Verkeerd in dwaasheid; in den knop verwelkt hij; Reeds bij het eerst ontluiken valt zijn groen Met al, wat ooit op vruchten kon doen hopen. Doch wat spil ik mijn tijd met raad aan u, Die u verpand hebt aan den minnewaan?

Grootvader had u lief, En vaak liet hij u dansen op zijn knie, Zong u in slaap, zijn trouwe borst als kussen; En vele dingen heeft hij u verteld, Geschikt en juist gekozen voor uw jonkheid; Herdenk dit en vergiet, als minnend kind, Dan een'ge droppen uit uw teed're bron, Want vriendlijk heeft natuur als wet gesteld, Dat in het leed een vriend zijn vriend verzelt; Zeg hem vaarwel, vertrouw hem aan zijn graf, Bewijs dien liefdeplicht en neem dan afscheid.

DE JONGE LUCIUS. Grootvader, staak uw bitt're jammerklachten, En troost mijn moei eer met een fraai verhaal. MARCUS. Ach, diepgeroerd betreurt de teed're knaap Grootvaders wee, nu hij zijn wanhoop ziet. TITUS. Stil, teêre spruit, gij zijt gemaakt uit tranen; En tranen smelten ras uw leven weg. Waar stoot gij heftig met uw mes naar, Marcus? MARCUS. Naar iets wat ik gedood heb, naar een vlieg.

'k Heb zelf reeds dikwijls beider min bespeurd, Als zij wellicht in diepen slaap mij waanden; En nam ook vaak mij voor, aan Valentijn Mijn hof en haren omgang te verbieden, Maar, duchtend, dat mijn argwaan dwalen mocht En zoo den jongling schreeuwend onrecht doen, Een overijling, die ik altijd meed, Bleef ik hem gunstig aanzien, tot ikzelf Ontdekte, wat door u mij wordt gemeld; En, hieruit blijke u, dat ik vreeze voedde, Bewust, hoe teed're jeugd verleidbaar is, Ik laat haar op een hoogen toren slapen, Waarvan ikzelf den sleutel bij mij draag, En daarom is 't onmoog'lijk haar te schaken.

Zij zegt: gelukkige ik, dat ik dit Leven zag, Dat ik dit Leven zie in al mijn oude droomen, De jonge gouden vreugd, die is tot bloei gekomen Onder mijn zil'vren stam ... Vermolme dien de Dood, Ik leef en bloei opnieuw in deze teed're loot. Lugano, 1907