Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 4 juli 2025
Wat de godslasteringen betreft, die de valsche getuigen, naar hun zeggen, in de taveerne den Valk hadden hooren uitbraken, dat was gelogen van 't begin tot het einde, zeiden de getuigen. ... Toen werd Michielken losgelaten, en de valsche getuigen gestraft.
Des avonds zat hij in een taveerne met andere jongelieden, die zongen, stoeiden en van de meisjes spraken welke zij kenden, en daar kreeg hij een vriend, een vroolijk jonkman, die met liederen en vioolspel het brood verdiende en hem dikwijls lachen deed.
Uilenspiegel verbleef toen te Koolkerke, in de beste vriendschap met een schoone pachterse, een jonge weduwe die hem niets weigeren kon van hetgeen heur eigendom was. Hij werd daar gevierd en geliefkoosd, tot op den dag dat een verraderlijke medeminnaar, een schepene der gemeente, hem in den morgen afwachtte als hij uit de taveerne kwam en hem afrossen wilde.
Musschen sprongen in de dahlia- perkjes van het plein. Toen juist terwijl ik nieuwsgierig de nog-belichte vensterruiten van eene burgerlijke taveerne bekeek zag ik de glazendeur van die taveerne ruw openslaan en eene dikke vrouw, blijkbaar de bazin, den drempel oversnellen. Ze schreeuwde in angst: "Polis! Polis!"
Ook de hedendaagsche geslachtsnamen Spiegel, Van de Spiegel en Van der Spieghele zijn er van afkomstig. Zelfs in eene latynsche vertaling komt deze geslachtsnaam nog heden voor. Te weten als A Speculo, in belgisch Limburg inheemsch. Het eenvoudigste en sprekendste teeken dat men oudtijds als kenmerk van eene taveerne uithing, was eene kan.
Daar ginds, in hun hoek, waren de andere Gallen opgestaan en zij bewogen de heupen op den rhythmischen dans, waarbij hunne voeten niet weken van hunne plaats en zij riepen, rhythmiesch en schel, tusschen de hymne door: Attis! Attis! aanroepende den geliefde van der Goden Moeder en zij rinkelden met hun tamboerijnen en alle de drinkers in de taveerne klapten de handen en zongen: Attis! Attis!
Half ziek van het hotsen en schudden kwam ik's avonds om tien uur te Amsterdam aan. Er was weinig verkeer meer op straat, doch aan den IJkant hoorde ik uit eene kleine taveerne een vroolijk gelach klinken. Waar gelachen werd daar moest ik wezen, dat zou me wat opknappen. Ik trad de taveerne binnen en kon in het eerst bijna niets onderscheiden, zoo vol was het met toebacksrook.
Hoe lang ik geslapen had weet ik niet; maar ik werd wakker toen de zon al lang aan den hemel stond, en niet in de gelagkamer van de taveerne, maar op een' steekwagen, die op straat onder eene poort stond. Ik wreef mijne oogen eens uit, ging overeind zitten en trachtte mij te herinneren waar ik den vorigen avond geweest was.
Zijn rechterhand teekende in de lucht vluggelings een halven cirkel wat bij hem het gebaar was van een onzeggelijk ongeduld en hij wenkte mij om binnen te komen. "Ik vrees dat het hier erg toegaat," sprak hij dof. Inderdaad. Het schouwspel, dat ik in de taveerne te zien kreeg, was zoo schrikkelijk dat ik, op het eerste zicht, ademloos bleef van aandoening.
Geene taveerne toch was er beter dan die van Nilus, in de Suburra; hier at men goed en voor weinig en was het Nomentanum-wijntje waarlijk nooit vervalscht.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek