Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 2 oktober 2025


Eenige minuten later kwam Stijntje, de keukenmeid, de plaats der kamenier vervangen, en openbaarde terstond met een woordenvloed: "dat ze zelfs astrant genoeg was om 'en kip of 'en kalkoen te slachten."

"En Reinier Kant?" vraagt Kromhout: "hij zou immers hier komen. Laat hij zich nu wachten, hij, die altijd de voorste was bij elke handeling en elken voorslag?" "Ook mij ontrust zijn uitblijven," antwoordt Reael: "wat brengt Stijntje?" Deze laatste woorden worden gericht tot de dienstmaagd, die binnentreedt en haren meester een briefje ter hand stelt. "Wordt er antwoord gewacht?" vraagt Reael.

"Neen meester! de jongen, die 't bracht, heeft zich terstond weer verwijderd," antwoordt Stijntje. "'t Is wel! laat ons alleen," herneemt Reael, "van Kant!" vervolgt hij, zoodra de dienstmaagd uit de kamer is: "zou hij verhinderd zijn? Maar wat is dat?"

Maar ziet! wat gebeurt er, dat op eens dat gerucht zwijgt en wederom door diepe stilte vervangen wordt. "Meester! meester!" roept Stijntje, die reeds lang hare brij ingezwolgen, den disch geruimd en zich weder naar boven gerept heeft; "daar komt iemand op de pui om af te lezen. Maar 't is de Sikkretaris niet. Wie 't wezen mag?"

VIER EN NEGENTIGSTE BRIEF. Cornelia Hartog aan Wilhelmina van Kwastama: zij is tot de ontdekking gekomen dat Edeling niet om háár maar om Sara komt. O, ze haat Sara! ze verfoeit Edeling. VIJF EN NEGENTIGSTE BRIEF. Cornelia Slimpslamp aan Zuzanna Hofland: die Stijntje deugt niet; dat mensch is zelfs goed voor roomschen! Foei!

"Bewaar ons!" roept Stijntje, "daar gaan de soldaten de kerk plunderen." "Neen," zegt Henrik bedaard, "zij gaan die tegen plundering beveiligen, Te sterker bewijs, dat hier een wel overlegd en geordend plan bestaat," voegt hij er halfluid bij. Paf! van waar kwam dat musketschot?

Over Pieternelletje Degelijk, dat prachttype van een ouderwetsche meid; over juffrouw Hartog, die kostelijk-typische en innerlijk verdorven blauwkous, met 'r venijnige lastertong en 'r malle inbeelding; over Cornelis Edeling den advocaat; over den geleerden en braven Helmers; over Lotje Rien du Tout , dat prachtbeeld van onbenulligheid; over Stijntje Doorzicht, die verpersoonlijking van aangeboren wijsheid en deugd; over Anna Willis, de min of meer verwaande, zurige, al te bedilzieke en soms sentimenteele vriendin van Saartje.

"Zal ik het eten opdoen, meester?" vraagt Stijntje, die, ofschoon de gewone tijd van te middagmalen reeds verstreken is, nog getalmd heeft met die vraag; maar toch zou vreezen, van plichtverzuim beschuldigd te worden, indien zij die nu niet deed. "Eten!" herhaalt Mr. Henrik: "nu ja," zegt hij bij zichzelven: "misschien voor 't laatst.

En ze slaagt uitstekend: Blankaart, Edeling, Suzanna, Stijntje enzoovoort zeg ik maar, om niet te reppen thans van tante Martha de Harde en haar man, in Willem Leevend. En zooveel anderen, meesterlijke scheppingen.

De Wethouderschap, de Leden der Vroedschap, de Pastoors, de Monniken, allen worden soort bij soort in afzonderlijke vaartuigen ingescheept, en men is op 't punt van wal te stelen, wanneer het trouwe Stijntje, door den hoop komt dringen en haren meester een pak, in een luier gewonden, ter hand stelt.

Woord Van De Dag

bedrijfsjaar

Anderen Op Zoek