Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 12 mei 2025
Zij, de jeugdigen en sterken, Hunkrend naar een eedlen strijd, Maar op d' eersten marsch bezweken, Ver nog van het worstelkrijt: Zij, de heiligen en zwakken, Met des lijdens kruis belaân, Eindlijk met gevouwen handen, Bleek en spraakloos heengegaan; En dan, 't wonder lieflijk wezen, 't Bloemtjen in mijn wildernis, Die mij boven alles minde En nu ginds een Engel is!
Het was der aarde moederlijk ontmoeten d at mij beving met nameloos ontzag, 'k zag haar onsterf'lijk aangezicht mij groeten, zij sloeg mij spraakloos met haar schoonen lach. 'k Verstond een fluisterklank van haar gepeinzen, als 't kind het eerste woord uit moeders mond, terwijl zij 't weidsche licht-geluk liet deinzen hel-stralend booven purpren horizont.
De man vertrok zijn gelaat, grijnslachte en wees met dwaas gebaar naar de deur der huiskamer. Hij is van lotje getikt of zat, dacht Snepvangers. In de kamer zat Craen, rood van opwinding, te proeven aan een flesch wijn. Spraakloos stond hij op, vulde een tweede glas, tikte prosit en zei: 't Is 'n jongen, Snepvangers. Wat, 'n jongen?...
En het vlammetje oproepend zijn knuist uit den nacht der mouw, brandde roetlicht neêr in een cirkelkring van stervend rood: een heraldiek teeken, de lichtschim van een kruisvaardersschild, zoo schoof het naast den duister-witten man. Spraakloos gingen ze in het lawaai geworden leven van de voeten; de blinde muren schroeiden op uit een gerikketik van vuil en onkruid, schijn vlottend naar schijn.
De speer ontvalt de hand; het lichaam, zijn gewrichten; En spraakloos stort men neêr met bleekende aangezichten, Blijf roerloos, of verkrimpt in pijnen, nooit gevoeld; En 't is of dood en hel door iedere ader woelt. Wat zal de Veldheer thands? Hy, die onzichtbre machten Zijn stout ontwerp weêrstaan, zijn poging ziet verkrachten! De schaamte, woede, en spijt vermeestert zijn gemoed.
Dan, spraakloos bleef haar tong; haar boezem stikte in 't wellen Van zuchten, zonder tal, die naar den gorgel zwellen, Wier worstling onderling den doorgang zich verbiedt. Zy drukt des Jonglings hand, en meer vermag zy niet. Vergoed my, 't staat aan u, des Hemels ongenade. Mijn noodlot is beslist. Ik deel met uw geslacht De ballingschap der aard, vrijwillig, zonder klacht.
Al vechtende week ik in vertwijfeling met de mijnen terug. Daar zwaaide een krijgsknecht zijn zwaard over mijn schedel; mijn sedert jaren stomme zoon viel den moordenaar in de armen, en wederom hoorde ik het eerste woord uit dien dierbaren mond, die door den angst was ontsloten. De tong van mijn spraakloos kind Gyges was ontboeid, en ik, die de goden had gevloekt, boog mij voor hun macht.
De droom hunner vrijheid ging vóor in het graf: Hunne asch zal haar lauwer niet erven! Nu wachten zij spraakloos den morgenstond af, Om eervol bij 't daglicht te sterven. Omhoog is een waereld, daar dwingt geen tyran, Daar ziet ge u de vrijheid hergeven! En als nu de dood haar ontgrendelen kan, Wie zou hier als slaaf willen leven? Neen, voorwaar!
Zoo ijlt ze en streeft in 't wild door duizend slingerpaden, En wenscht de dood, en schrikt op 't ritslen van de bladen: Tot ze op een' heuvelgrond, door heldere Ur omstroomd, Zich raadloos nederwerpt in 't hangen van 't geboomt'. Hier, spraakloos, rolt een traan uit de opgezwollen oogen Heur' matten boezem langs.
Terwijl zij aldus beiden spraakloos in gedachten dwaalden, kwam de dienstbode de komst van de Priester aankondigen, en deze werd op bevel van Adolf in de zaal geleid. "Wees gegroet, doorluchtige dochter van de Leeuw, onze heer," sprak hij, zich met eerbied buigende, terwijl hij de kap van zijn kolder op de rug wierp.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek