United States or Mauritius ? Vote for the TOP Country of the Week !


Waar 't geel saffraan den glans verhoogt der lokken, En gouden gordel slanke leest omsnoert, En luchtig gaas, van sandelgeur doortrokken, Den boezem dekt, dien minnelust ontroert? Weg dan 't gewaad, dat te eng die slanke leden, Met ligte dauw bepareld, nog omhult! Het nijdig kleed, dat, halfweg afgegleden, Des jonglings hart met wangunst nog vervult!...

Zoo brult op eens de Koning in wilde grimmigheid: Hij werpt zijn zwaard, dat vlammend des jonglings borst doordringt, Waaruit, voor gouden zangen, een roode bloedstraal springt. Verdwenen zijn de hoorders, verbroken is het feest; De jongling geeft al snikkend in 's meesters arm den geest.

Zy vond zich weer in de armen Des Jonglings, voor wiens drift geen deugd haar kon beschermen. Hy wien haar hart aanbad, en 't aan zich-zelf beleed, Terwijl het hem 't verwijt van al haar jammer deed.

De grijsaard roert de snaren: hoe zuiver trillen zij! Hoe zwelt in stoute akkoorden de wondre melodij! Hoe klinkt als die eens Engels des jonglings stem er door! Hoe dreunt de bas des ouden gelijk een geestenchoor! Zij zingen van de vreugden, de deugden van weleer, Van lente, liefde en vrijheid, van trouw en riddereer.

Zijn leven was zijn goudtresoor, Zijn wellust snoodverkregen schatten. Nog nauw bemerkt hij 't vuur der min, Dat Edward in het harte gloorde, Als plotseling zijn dwangbevel Des jonglings vreugdedroom verstoorde. Vaak blijft hij, 's vaders oog ontvlucht, In 't overhangend groen der blaâren, Op 't dierbaar meisjen van zijn hart Met tranen in zijne oogen staren.

Dan, spraakloos bleef haar tong; haar boezem stikte in 't wellen Van zuchten, zonder tal, die naar den gorgel zwellen, Wier worstling onderling den doorgang zich verbiedt. Zy drukt des Jonglings hand, en meer vermag zy niet. Vergoed my, 't staat aan u, des Hemels ongenade. Mijn noodlot is beslist. Ik deel met uw geslacht De ballingschap der aard, vrijwillig, zonder klacht.

Vaak dwaalt hij, bij het licht der maan, De barre wildernis in 't ronde, En daar slaat hopelooze min Hem 't brekend harte wond bij wonde. Des jonglings kaak, zoo schoon weleer, Is thands van 't bleek des doods betogen, Gelijk de siddrende uchtendknop, Door de onweêrsvlagen neêrgebogen.