Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juli 2025
In dien moeielijken tijd gebeurde het, dat Smirre, de vos, op een dag kwam aansluipen door een berkenboschje, dat ten noorden van het Mälermeer lag. Hij liep, als gewoonlijk aan de wilde ganzen te denken en aan Duimelot, en vroeg zich af, hoe hij 't moest aanleggen, om hen te vinden, vóór hij hun spoor heelemaal had verloren.
De ganzen vielen gauw in slaap, maar de jongen had geen rust. Hij zat naast hen om op den ganzerik te passen. Na een poos kwam Smirre naar den oever van de beek gesprongen. Hij kreeg dadelijk de ganzen in 't oog, die daar in den bruisenden maalstroom stonden, en begreep, dat hij ook nu niet bij hen kon komen. Maar hij wilde ze toch niet verlaten. Hij bleef aan den oever naar hen zitten kijken.
Ook zij vloog dicht voorbij Smirre, en hij deed zoo'n hoogen sprong, dat zijn ooren haar pooten raakten, maar ze ontkwam ongedeerd, en zette stil als een schaduw haar weg naar het meer voort. Een poosje ging voorbij, en weer kwam er een wilde gans. Nog lager en langzamer vloog zij, en nog moeilijker scheen zij haar weg tusschen de beukenstammen te vinden.
De heele hut was al gauw vol rook, en Smirre, die buiten het venster stond, begon te begrijpen, hoe het daar binnen gesteld was. "Nu, Duimelot," riep hij, "wat kies je nu? Gebraden te worden, of bij mij te komen? Ik zou je wel het allerliefst opeten, maar hoe de dood je ook te pakken krijgt, is 't mij goed!"
Hij zag een paar kinderen vóór zich, maar wat ze voor gezichten zetten, toen zij het hutje in brand vonden, hij had geen tijd, om er naar te kijken; hij vloog ze voorbij, naar buiten! Hij durfde niet ver weg te loopen. Hij wist wel, dat Smirre, de vos, op hem loerde, en hij begreep, dat hij in de buurt van de kinderen moest blijven.
Toen Smirre, de vos, merkte, dat hij voor een hond werd aangezien, die bang voor slaag was, vond hij dat zoo grappig, dat hij bijna de gans had laten vallen van 't lachen. Smirre was een echte roover, die niet tevreden was met op ratten en waterratten buiten op 't veld te jagen; hij waagde zich ook in de hoeven, om kippen en ganzen te stelen. Hij wist, dat hij in de heele streek gevreesd was.
Toen kreeg hij een jongen beuk in 't oog, die omhoog geschoten was als een stok, om gauw boven in de vrije lucht te zijn, boven het dak van takken, dat de oude beuken over hem uitbreidden. Hij liet heel gauw den vossestaart los, en klauterde in den boom. Smirre, de vos, was zóó in vuur, dat hij nog lang om zijn staart bleef ronddraaien. "Schei nu maar uit met dansen," zei de jongen.
Alles bleef, zooals het was in 't bosch, ongeveer zoo lang als een gans noodig heeft om te ontbijten, maar juist toen de morgen voormiddag zou worden, kwam een eenzame gans aanvliegen onder het dichte takkendak. Ze zocht aarzelend haar weg tusschen de stammen en takken, en vloog heel zacht. Zoodra Smirre, de vos, haar zag, liep hij weg van zijn plaats onder den jongen beuk, en sloop haar tegemoet.
Want Smirre was de ganzen weer nageloopen. Maar toen hij de plaats had gevonden, waar ze nu waren, had hij begrepen, dat het nu onmogelijk was ze ook maar eenigszins nabij te komen, en toen had hij niet kunnen laten te huilen van ergernis. Toen de vos zoo huilde, werd de oude Akka, de leidstergans, wakker, en hoewel ze bijna niets zien kon, meende ze toch die stem te herkennen.
Duimelot kuste de oude moeder Akka op beide wangen, en toen begon hij haar te vertellen, hoe hij naar de Schans was gebracht en daar gevangen gehouden. "Nu zal ik u vertellen, dat Smirre, de vos met het afgebeten oor, gevangen zat in het vossenhol op de Schans," zei de jongen. "En hoewel hij erg leelijk tegen ons had gedaan, kon ik toch niet laten medelijden met hem te hebben.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek