Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 oktober 2025


Zoowel het vrome als het amoureuze element van Boucicaut ontbreken in het eerste gedeelte van Le Jouvencel. Wat ons hier tegen komt, is de armzaligheid van den oorlog, zijn ontberingen en de frissche moed om gebrek te lijden en gevaren te bestaan. Een slotvoogd verzamelt zijn garnizoen en telt maar vijftien paarden, magere beestjes, de meesten zijn onbeslagen.

"Ik heb u niet gezegd, dat het de slotvoogd ware, mijn dochter! de man, dien ik zoek, is thans slechts een tijdelijke bewoner van Nyenstein: wie hij is zal zich eenmaal, wellicht spoedig, ophelderen: tot nog verbiedt mij een heilige plicht zijn naam te noemen;.... ook hoor ik onze waardin reeds terugkomen: en ik acht mijne tegenwoordigheid hier verder onnut.

De slotvoogd, die het kasteel voor de Hertogin Jacoba bewaarde, was echter getrouw aan zijn eed, versperde allen ingang, en wachtte beleg en bestorming af, hoewel het aantal der mannen van de bezetting niet groot was. Het duurde evenwel niet lang, of hy kreeg vaste hoop op ontzet.

Deze toevallige omstandigheid versterkte Don Quichot ten volle in zijne inbeelding, dat hij zich in een beroemd ridderlijk kasteel ophield, dat hij door edele dames werd bediend, dat de stokvisch forellen en 't beschimmelde brood pasteitjes waren, en dat eindelijk de dikke waard de slotvoogd was.

Als een slotvoogd aan zijn "Heer en Meester", zoo plechtig overhandigt Prop me de sleutels weer. Wij blijven allen in Prop bijzonder vertrouwen stellen. Juist hem worden de gewichtige postjes opgedragen. Hij heeft zich sedert vier jaar niet vergrepen. Prop zal later, even als zijn Moeder, kunnen uitroepen: "Men heeft mij er zelfs om geprezen!"

De heimelijke vrees, die de paltsgravin voor den slotvoogd koesterde, was niet ongegrond.

Die ruiters waren de ridder van Altenstein, de slotvoogd van den Wartburg en drie vertrouwde dienaren. De goede keurvorst had dit plan uitgedacht om zijn beschermeling aan de macht van zijn vijanden te onttrekken, die hem anders, zoo vreesde hij, zeker in handen krijgen en vermoorden zouden.

De bisschop van Clermont valt met een schimpdicht op de Dauphin van Auvergne aan omdat diens slotvoogd een dame, die iemand daar spek had laten halen, om eieren in te bakken, met een half schijfje afscheept, en die dame was nog wel de aangebedene van de Dauphin. Deze laatste antwoordt met allerlei beschuldigingen tegen de Bisschop.

Maar terwijl hij door het bosch trok, waar zijn pleegvader woonde, kwam hij onverwachts tegenover hem te staan, en hij vertelde hem zijne lotgevallen. Daarna haastte hij zich verder, en kwam hij bij een kasteel in de buurt van Londen, waar de slotvoogd hem vroeg voor hem te strijden met den »Ridder met den Boschbewoner«, die zijn zoon gedood had.

Eén der gewaande monniken, Herman de Ruijter, een ossenkooper uit 's Hertogenbosch en een vurig aanhanger van den prins, trok onder zijne pij een pistool te voorschijn en schoot den slotvoogd neer. Partij trekkend van den panischen schrik, door deze daad veroorzaakt, maakten de Ruijter en zijne gezellen zich nu van de dienaren en van het kleine garnizoen meester.

Woord Van De Dag

palaemon

Anderen Op Zoek