United States or Australia ? Vote for the TOP Country of the Week !


Zij hoorde alles wat er gesproken werd, en toch scheen 't haar, als hoorde zij niets; als een dof gebrom uit de verte klonken de woorden, die Jozef en Jans zeiden. De adertjes aan haar slapen zwollen tot fijne dofblauwe slangetjes; met een open mond, en haar handen in een zenuwachtige beweging uitgestrekt naar achteren, het hoofd naar voren gebogen, luisterde zij, terwijl haar oogen rood werden.

De student Anselmus zat stom bij den roeienden schipper, toen hij echter in het water den weerschijn van de in de lucht rondspattende en knetterende vlammen en vonken zag, was het hem als trokken de gouden slangetjes door den vloed.

Nu schokte zij bloedig aan, een roode moordenares, òp-neêr. Haar lippen lagen in starre pijn; in-uit snoof de neus en van haar kruin krioelden de haren, òp-neêr, òp-neêr; overeinde als schrikkende slangetjes op hun staarten aan 't staan.

Deze toch had den stam van den vlierboom omvat en riep zonder ophouden in de bladen en twijgen: „O, blinkt en schittert nog éénmaal, lieflijke gouden slangetjes, laat mij nog eenmaal maar uwer stemmen klokjes hooren.

Dat is nu drie en twintig jaar geleden...... Bertha hechtte aan goed weer op den trouwdag." "'t Stemt vroolijker papa." "Ik hecht er niets aan; maar later heb ik mij toch dikwijls herinnerd dat het op dien Woensdag slecht weer was." De wind stond op het raampje aan Coba's zijde. Ze kon niet naar buiten zien want de regen biggelde in allerlei slootjes en slangetjes langs het glas naar beneden.

Toen fluisterde het en lispelde het opnieuw in dezelfde woorden en de slangetjes gleden en speelden op en neer door de bladeren en de twijgen en terwijl zij zoo snel zich bewogen, was het alsof de vlierboom duizenden fonkelende smaragden strooide door zijn donkere bladen.

Maar op ’t zelfde oogenblik weerklonk boven zijn hoofd als een driestemmig accoord van heldere kristallen klokjes; hij zag op en aanschouwde drie goud-groen glanzende slangetjes, die zich om de twijgen gewonden hadden en de kopjes der avondzon tegemoet strekten.

Wilkens ging naar 't magazyn, om de slangetjes uittezoeken, of de moesjes of de blokjes die 't huis Kopperlith den winkelier Krimp zou trachten in de maag te stoppen, in plaats van 't verlangde krieuweltje met 'n oogje. "Twee en zes is twaalf, en tien is twintig ...

En hij had gewandeld, vreugdevol; zie je wel.... zie je nu wel, op het van-binnen juichen van zijn blije ziel; het strand langs als een opgetogen kind in slangetjes loopend tusschen de draderige hoopen bruin sponswier, die de vloed op het strand nalaat.

Al het wonderlijke, wat hij onder den vlierboom aanschouwd had, werd weder levend in zijn geest en opnieuw greep hem aan het onuitzegbare smachten, het brandend verlangen, dat ook daar zijn borst met beklemmend smartvolle verrukking had vervuld. „O, zijt gij daar weder, gouden slangetjes, zing toch, zing!