Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 8 juni 2025
Ze had zijden schoenen aan met zilveren gespen, of ze ten dans ging. Om haar blanken hals droeg ze een ketting van paarlen. Hoe wist hij, dat haar oogen blauw waren? Het was toch een avond schemerend en onwezenlijk, waarin geen kleuren standhielden. Wat was mooi-Ann anders dan een nevel? Hij stond stil. Zij was na zijn woorden geweken. Ze was niet van God. Van den duivel was ze.
Het wachtte geduldig in het starre maanlicht, en het vloeide nu eens laag, dan weer hoog langzaam op zijn eene doel af: 't huis van den Lappe. Het was eerst in den morgen, dat het stil in een greppel wachtte. De morgenschemering dekte het even, maar toen dacht 't kleine witte wolkje: "Nog is het licht schuw en schemerend overal. Dit is 't uur voor mij."
In 1813 kon het laaghartig verzet van het vroeger zwijgende wetgevend lichaam, door de rampspoeden stoutmoedig gemaakt, niets anders dan verontwaardiging wekken, en men had ongelijk het toe te juichen; in 1814 was het een plicht, het hoofd af te wenden van die verraderlijke maarschalken, van dien senaat, die van den eenen modderpoel in den anderen overging, die hoonde na eerst vergood te hebben; van deze afvallige afgoderij, die den afgod bespuwt; in 1815, terwijl de lucht van groote rampen zwanger was, terwijl Frankrijk rilde bij de heillooze nadering er van, terwijl men bereids Waterloo zich schemerend voor Napoleon kon zien openen, had de treurige sympathie van het leger en het volk voor den door het lot veroordeelde niets belachelijks, en, den despoot er buiten gelaten, had, dunkt ons, een hart als dat van den bisschop van Digne het verhevene en treffende niet moeten miskennen, dat de hartelijke omhelzing van een groote natie, en een groot man aan den rand des afgronds had.
Maar in de zestiende eeuw, toen de dingen der geestelijke wereld nog niet door de zoogenaamde werkelijkheden des praktischen levens waren verdrongen en naar het schemerend gebied der mogelijkheden en hypothesen verwezen; toen de menschen nog voor dusgenaamd metaphysische vragen zin en hart hadden, die verstonden en ze gewichtig genoeg achtten om daaraan een voornaam deel hunner belangstelling te schenken; in de zestiende eeuw bestond noch deze schroom, noch deze onvatbaarheid.
Vooral treft hem de onafzienbare, overal groenende en lage vlakte, in alle richtingen door rivier en kanalen doorsneden, met boomgroepen nu en dan, terwijl groote donkere molens hier en daar omhoog steken, vreemde en eigenaardige plekken gevormd worden door huizen, waarvan de roode daken glinsteren in het schemerend licht van een neveligen hemel.
Schoon zij eenigermate wegduiken in den nevel, die den horizon omhuift, toch maken zij indruk door hunne forsche afmetingen en hunne stoute verheffing; uit het hart der doorluchtige, eerwaardige stad beuren zij hunne spits ten hemel, als een wegwijzer in het schemerend verschiet van het verre, verre verleden. Inderdaad, in het oude België is daar geene oudheid te vergelijken met die van Doornik.
Hij zou zich geschaamd hebben om het iemand te zeggen; maar groote droppels zweet parelden op zijn voorhoofd en zijn hart klopte hoorbaar van angst. Hij dacht zelfs dat hij in eene kamer voor zich iets schemerend wits zag oprijzen, en sidderde bij de gedachte wat het zijn zou, als de gedaante zijner doode moeder eensklaps voor hem verscheen.
Huiselijke onvrede, verdriet dat hij door zijn kinderen ondervond, zorg en kommer knakten in hem den „artist” voordat de „mensch” Walten oud was; en toen hij inderdaad op leeftijd kwam, waren zijn oogen dof geworden, zij zagen slechts schemerend ’t licht der kunst en straalden ’t niet meer uit. ’t Eenige wat hem voor geheelen ondergang behoedde, was de omstandigheid dat hij niet dronk; hij had een aangeboren afkeer van „den drank”, en zeker zou hij zonder dien gelukkigen afschuw nog veel sneller de maatschappelijke ladder zijn afgedaald.
Rudy liep over den Gemmi heen, hij wilde bij Grindelwald naar beneden klimmen. Frisch en vroolijk klauterde hij tegen de bergen op en genoot de frissche, lichte, versterkende berglucht. Het dal daalde al dieper en dieper, zijn gezichtskring verruimde zich; hier een sneeuwtop, daar weer eer, en al spoedig de schemerend witte Alpenketen.
Een weinig terzijde van de troon bevond zich een hoop Edelvrouwen, allen gezeten op de fraaiste hakkenij en die men beschouwen mocht. Om de Koningin Johanna heerlijk te ontvangen, hadden zij zich zo kostbaar met juwelen en schatten behangen en bedekt, dat het schemerend oog de glans harer kleding niet verdragen kon.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek