United States or Isle of Man ? Vote for the TOP Country of the Week !


Ik herinner mij een ochtend, een schitterenden vries-ochtend, zoo een van die bladstille, grijs-lila winter-ochtenden, waarin de zon aan neveligen einder opkomt, gansch rood, gansch rond, als een bol zonder stralen, als een wonder uit een nieuwe, pasgeboren, onbekende wereld.

Moe gestaard op de kale velden, naar den neveligen, triestigen horizont achter de boerderijen aan den overkant, speelde zij troosteloos piano of las weer een boek van Conscience. En zij dacht aan het heilig sacrament des huwelijks... Madame wist wat elke dag brengen kon in het huishouden aan schuren en wasschen, aan strijken en kousen stoppen.

En plotseling, op wijdener opene vlakte, rees de burcht vreemd op, zoo geheel anders dan Camelot en niet Romaansch en niet middeneeuwsch romantisch maar meer verrassend Oostersch grillig, met blankere muren, spitsere torens, flamboyant en Gothiesch reeds, ongemeen nog deze wereldfantazie, in een wijden, witten rozentuin vol reuzekelken, die stoomden-uit wolkjes van zichtbaar wit neveligen geur en geen gracht of wal beschermde het, in de maan als een diamant schitterend, slot.

Ik schudde woest het vreeselijk denkbeeld van mij af; ik had kunnen huilen en ik had kunnen razen en vloeken van akeligheid en ellende. Mijn oogen stonden van afschuw wijd opengespalkt, mijn mond gaapte wijd open om te brullen. Zij waren in den neveligen maneschijn om den hoek van 't donker boschje blijven staan.

Vooral treft hem de onafzienbare, overal groenende en lage vlakte, in alle richtingen door rivier en kanalen doorsneden, met boomgroepen nu en dan, terwijl groote donkere molens hier en daar omhoog steken, vreemde en eigenaardige plekken gevormd worden door huizen, waarvan de roode daken glinsteren in het schemerend licht van een neveligen hemel.

Ter rechterzijde verheft zich een zware frankische toren boven de steile helling, die naar de vlakte van den Asopus afdaalt; links, nabij de Atheensche poort, teekenen zich de bogen eener waterleiding af tegen den neveligen achtergrond der bergen.

In den neveligen ochtend stonden twee paarden, die door Carolus en Rogier werden opgetuigd; uit de tenten rondom klonk hier en daar het geluid van een snorkend slaper. Zij klommen zwijgend te paard en reden heen.