Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 13 oktober 2025
Opnieuw werden de ladders tegen de muren geplaatst, en nogmaals werd de toren bestormd. "Op ruiters, op, voor Schaffelaar en den Bisschop!" riep de dappere aanvoerder de zijnen toe. Maar die kreet bracht thans slechts verzet en murmureering. "Waarom op voor den Bisschop?" morden de ruiters. "Zit hij niet veilig en rustig in Wijk bij Duurstede, en laat hij ons niet versmachten van honger en dorst?"
Gij zijt verloren, en niemand kan u meer redden. Ik eisch uw aller leven!" "Nooit," zei Van Schaffelaar. "Als wij toch sterven moeten, zullen wij het doen met het zwaard in de vuist. Dan sterven wij althans een eervollen krijgsmansdood." "Is dat uw laatste woord?" vroeg de vijand. "Mijn laatste!" sprak Van Schaffelaar. "Welnu, dan zal ik u een anderen eisch stellen.
"Eer zij deze muren stuk gebeukt hebben, zal reeds de Bisschop, onze meester, zijne benden hebben gezonden om ons te verlossen. Houdt goeden moed. Op, voor Schaffelaar en den Bisschop!" "Op, voor Schaffelaar en den Bisschop!" was het antwoord. Maar helaas, zij waren zoo goed als machteloos en slechts tot afwachten gedoemd.
~Ontkennen~ drukt dit zonder meer uit. Deze schrijver ~ontkent~, dat Jan van Schaffelaar van den toren is gesprongen. De beschuldigde ~ontkent~, dat hij gestolen heeft. ~Loochenen~ heeft de bijgedachte, dat men tegen beter weten in iets ontkent, dus dat men met opzet liegt. Hij ~loochent~ wel dit stuk geschreven te hebben, maar zijn schrift verraadt hem.
Uwe mannen zullen lijfsbehoud verwerven en vrij uittrekken, mits zij U, Jan van Schaffelaar, van den toren werpen!" En lachend keerde de vijandelijke hoofdman naar zijne krijgers terug. "Dappere ruiters, ge hebt het gehoord," sprak Van Schaffelaar zijne mannen toe. "Gij kunt lijfsbehoud verwerven en vrij uittrekken, mits ge mij van den toren werpt. Mijn lot is in uwe handen."
"In den toren!" gebood hij. Slechts met moeite gelukte het hem dezen te bereiken, en nauwelijks daar aangekomen liet hij den toegang versperren. Hij en zijne mannen hadden het veege lijf voorloopig gered. Wel beproefden de vijanden zich eveneens een toegang tot den toren te banen, maar Van Schaffelaar wist het hun te beletten. Nog beschouwde hij zich niet als verloren.
Weldra brandden zij dan ook los en beukten de eerste kogels tegen den torenmuur. De zware dreun bracht niet weinig schrik en ontsteltenis onder de belegerden, maar Van Schaffelaar wist hen spoedig te bemoedigen. "Houdt moed, dappere ruiters, en vreest die kogels niet!" riep hij hun toe.
Toen werden de zware balken naar beneden geworpen, de ladders verbrijzeld, en de vijanden die zich daarop bevonden, gedood of gewond. "Op voor Schaffelaar! Op voor Schaffelaar!" klonk het zegevierend van den toren. "Dood aan Van Schaffelaar! Op, voor Montfoort!" was het antwoord op dien kreet. Maar de aanval was afgeslagen en de belegerden waren voorloopig gered.
"Maar als ik mijzelven naar beneden werp, zult gij ook dan uw woord houden en mijne volgelingen de vrijheid geven?" "Ha, ha, wat pocherij!" riep de aanvoerder, die niet geloofde, dat Van Schaffelaar in ernst sprak. "Zeker, ook in dat geval hebben zij vrijen uittocht, op mijne eer!" "Het zij zoo!" sprak Van Schaffelaar. En met verheffing van stem riep hij zijne trouwe ruiters toe: "Spitsbroeders!
"Ik doe 't niet," zei mevrouw heftig. "Je kan toch moeilijk verlangen dat 'k na beneden spring als Jan van Schaffelaar," betoogde meneer rustig: "we moeten hopen op den een of anderen wandelaar".... "D'r wandelt niemand," huilde mevrouw nerveus: "dat weet je wel. We verhongeren honderd tegen één".... "Eénig"...., haperde Amélie.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek