United States or Iraq ? Vote for the TOP Country of the Week !


Daar was een wrakkig deurtje in de ruwhouten omheining, met een enkel duwtje week het en meneer Bollekens, met inspanning over het puin heenschrijdend, stond in de verwoeste gelagkamer der Rosbach. De trapdeur was in den achtergrond open en te halver hoogte langs de treden hield zich de dikke vrouw, op meneer Bollekens wachtend.

Jawel, jawel, lachte de officier gemoedelijk. Daar... en hij wees door het raam. In de Rosbach? riep meneer Bollekens gansch ontsteld. Zijt gij... Jawel, jawel, lachte opnieuw de militair, ik ben de zoon van den baas uit de Rosbach: wij hebben elkaar dikwijls genoeg gezien. 't Werd plotseling kil om meneer Bollekens' hart. Wat!

Vooral meneer Bollekens vader voelde zich weldra zeer ongelukkig en ontredderd. Vele van die andere heeren hadden nog hun bezigheden waar te nemen; maar hij had niets, wist in 't geheel niets aan te vangen met de lange uren die hij anders aan het pleisteren in de Rosbach besteedde.

Toen het rijtuig vlak bij huis kwam, in de straat waar zich de Rosbach bevond, was er echter geen doorkomen meer aan.

Het wekte verwondering wanneer men hem iets anders zag uitvoeren en het leek ook gansch ongewoon wanneer hij zich voor iets anders dan zijn zaak interesseerde. Hij had een vrouw, een dikke, ronde vrouw, die meestal in de onderdiepten der Rosbach vertoefde, maar er toch af en toe eens uitkwam, om hem met Gewichtig gezicht iets aan het oor te fluisteren.

Hij moest eerst den klank zijner stem hooren, maar toen schrikte hij zóó geweldig, dat hij met een doffen gil naar de deur terugdeinsde. Het was de baas uit de Rosbach! Meneer Bollekens, die hem gevangen genomen en gefusilleerd waande, slaakte een kreet: Waar komt ge vandaan! Ik dacht dat ge doodgeschoten waart!

Het was misschien niet onberispelijk vaderlandslievend, dat zij zoo gauw weer den vijandelijken drank gebruikten, doch wat moesten ze doen, de vijanden hadden wel hun wijnkelder geplunderd, en, wat er ook gebeurde, in de Rosbach, in de spelonk van de spionnen en verraders, zouden zij nooit een voet meer zetten, daar zwoeren zij hun plechtigsten eed op.

Poeiers, drankjes, enz. wilde hij graag genoeg innemen, doch enkel op voorwaarde dat hij dan ook oesters, wild, foie gras, en de daarbij passende wijnen mocht blijven gebruiken. Aan elk diëet had hij den gruwelijksten hekel en bovenal was hij gesteld op zijn dagelijksche, vast-geregelde bezoeken aan zijn eenig geliefd koffiehuis: de Rosbach!

Bij nachte was hij daar niet bang voor, maar overdag genoot hij weinig rust en durfde bijna niet meer uitgaan, vooral sinds hij eenmaal, thuiskomend, de zoon uit de Rosbach boven, in 't salon, alleen in gesprek met haar vond. 't Was tegen den avond en zij zaten rechts en links van een der ramen, in halve schemering. Het sloeg hem in de beenen toen hij dat zag en even kon hij geen woord uitbrengen.

Zij hadden hem zóó dikwijls verboden het bier van de Rosbach te drinken omdat het fataal was voor zijn knobbeljicht; welnu: sinds meer dan een week dat hij geen druppel meer geproefd had, leed hij folterpijnen en stonden zijn vingers en zijn teenen kromgetrokken van de kalkaanzetting.