Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 16 juni 2025


De kastelein Hacket was niet meer met hen! Er gloeide in Robrechts hart een diepe haat tegen den moordenaar Burchard, die, wel zeker de oorzaak van al hunne ongelukken zijnde, echter boos genoeg was geweest om de schuld op zijnen armen oom Bertulf te leggen en hem zelfs na zijnen ijselijken marteldood nog te hoonen.

"De Kerels zijn immers Christenen als wij?" bemerkte Robrechts zuster, "Het moet te Veurne bijna toegaan gelijk hier te Brugge." "Neen, toch niet. Wel zijn zij Christenen; maar zij hebben nog vele voorvaderlijke gewoonten behouden, welke wij, Kerels in de steden, sedert lang hebben vergeten. Van den kerkelijken dienst moet ik u niet spreken, die is inderdaad overal dezelfde.

Weet gij wie onze stad aan de Isegrims heeft verkocht? wie, als een godverlaten moedermoorder, de vijanden binnen Brugge heeft geleid? Wie? Disdir Vos! O, het wangedrocht! Hij is de schuld van den dood onzer arme Kerels, de schuld van Robrechts dood. Hij kome, hij hoone mij nog door zijne laffe liefdewoorden!"

Eene hevige siddering doorliep Robrechts leden en een ongeduldige grijns verkrampte zijne lippen; doch hij antwoordde niets. Bertulf aanzag deze zure uitdrukking als het teeken van nieuwen onwil.

Het was geen gemakkelijk werk; de poort weerstond de herhaalde slagen en bleef onwrikbaar, als hadde men ze van achter met eenen aarden wal bedijkt. Welke schrik, welk lijden verscheurden Robrechts hart! Hoe stond hem, bij die vergeefsche krachtinspanningen, het angstzweet op het aangezicht! Zijne poging zou mislukken; het bloed zijner moedige gezellen zou nutteloos vergoten worden.

Robrechts zuster scheen bovenal bedrukt en wanhopig. Zij hield eene hand van den gekwetste, en wanneer hij door de krampachtige trekking zijner leden eenen aanval van hevige smart verried, murmelde zij woorden van troost en medelijden aan zijn oor of verfrischte zijne dorre lippen met eenige druppels water.

De andere oversten en de Kerels eerbiedigden Robrechts smart, waarvan de bron hun bekend was; zij staarden soms ontroerd op hem en schudden medelijdend het hoofd. Slechts een enkele Kerel aanschouwde hem half spottend en met eenen glimlach van misprijzen.

"En zoohaast de Gentenaars aankomen, zal men den burg bestormen?" vroeg Robrechts zuster met eenen zucht. "Ongetwijfeld, jonkver Sneloghe." "Ach, en dan zal mijn broeder en dan zult gij, mher Eggard, alweder moeten strijden!" "Tenzij het Kerlenleger eerder dan de Gentenaars binnen Brugge trede.

"Gij wist het?" herhaalde Dakerlia, eenen stap achteruitwijkende als hadde het verdenken van Robrechts medeplichtigheid haar doen terugschrikken. "Neen, neen", zeide hij, het hoofd opheffende. "Ik wist dat de woeste Burchard het voornemen van dien ijselijken moord had opgevat.

Robrecht nam de jonge Machteld bij de hand en bracht ze uit de kamer. "Ik zal u de zieke laten zien," zegde hij, "maar spreek niet luid in zijn tegenwoordigheid." Adolf van Nieuwland was door de knapen in een zaal van Robrechts woning gedragen en op een bed gelegd. Twee heelmeesters hadden de wonde vermaakt, en stonden met Diederik de Vos bij het ledikant.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek