Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 23 juli 2025
De Viervorst had zich met de gedachte getroost, dat Jaokanann nu niet meer van hém afhing: de Romeinen hadden zich met hem belast! wat een verlichting! Juist toen had hij Phanuel over den omgang der wallen zien drentelen. Hij riep hem, en zeide, terwijl hij naar de soldaten wees: "Zij daar hebben de macht, ik kan hem niet loslaten! 't Is mijn schuld niet!" Het binnenplein was ledig.
"Wel groot is zijn macht!... ondanks me-zelf, heb ik hem lief." "Welnu dan, laat hem!" De Viervorst schudde het hoofd. Hij was bang voor Herodias, voor Mannaëi, en voor den onbekende. Phanuel trachtte hem te overtuigen, door hem, ten rugsteun voor zijn plannen, de onderwerping der Esseërs aan de koningen voor te spiegelen.
De slaven lagen te rusten. Tegen het avond-rood, dat de kim in vlammen deed oplaaien, teekenden de kleinste rechtstandige voorwerpen zich zwart af. Antipas onderscheidde de zoutpannen aan de overzijde der Doode Zee, maar de tenten der Arabieren zag hij niet meer. Waren ze wellicht heengetogen? De maan ging op. Rust daalde in zijn hart. Phanuel bleef neerslachtig staan, met de kin op de borst.
"Ik ken hem!" zei Herodias, "zijn naam is Phanuel, en hij tracht tot Jaokanann door te dringen, wiens leven door uw dwaasheid zoo veilig bewaard blijft". Antipas wierp haar tegen, dat Jaokanann hun vandaag of morgen van dienst zou kunnen zijn. Zijn aanvallen tegen Jeruzalem zouden de rest der Joden tot hen doen overloopen. "Neen!" hernam zij.
In het uur van zonsopgang, kwamen de twee mannen, die laatst door Jaokanann uitgezonden waren, met het lang verhoopte antwoord. Ze vertrouwden het Phanuel toe, die het in zielsvervoering aanhoorde. Toen toonde hij hun het gruwelijk voorwerp op den schotel, tusschen de resten van het feestmaal. Een der mannen zeide: "Troost u! Hij is nedergedaald tot de dooden, om Christus te verkondigen!"
Een bijna blinde Germaan zong een hymne ter eere van dat Scandinavische voorgebergte, waar de goden verschijnen omstraald door den glans van hun aangezicht, en lieden van Sichem aten geen tortels uit eerbied voor de duif Azima. Verschillende gasten stonden midden in de zaal te praten, en hun adem wademde, met den rook der luchters, als een nevel in de ruimte. Phanuel kwam langs de muren gegleden.
Onder de zuilengangen werd de Viervorst door Galileërs opgewacht, zijn griffier, den opzichter van den veestapel, den rentmeester der zoutpannen, en een Babylonischen Jood die het bevel voerde over zijn ruiters. Hij werd met gejuich begroet, maar wendde zich af, heenschrijdend in de richting, der binnenzalen. Phanuel dook op uit een hoek in een der gangen. "Wat! nog hier?
Tranen stroomden den Viervorst over de wangen. De toortsen smeulden uit. De gasten vertrokken, en niemand bleef er in de zaal dan Antipas, die met de handen tegen de slapen staag naar het afgehouwen hoofd zat te staren, terwijl Phanuel, halverwegen het groote middenschip, met uitgestrekte armen gebeden stond te prevelen.
In de kamerdiepte stond een ebbenhouten bed, welks ligmat uit riemen van ossenleder was gevlochten. Er boven hing een gouden beukelaar, die glansde als een zon. Antipas ging dwars de zaal door en strekte zich uit op het bed. Phanuel bleef opgericht staan. Hij hief den arm en sprak, als in bezieling: "De Allerhoogste zendt bijwijlen een zijner zonen. Jaokanann is een van hen.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek