Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 26 juni 2025
Zoo als uit de laatstgenoemde voorbeelden blijkt, waren het ook geheele geslachten, en niet slechts aleen de zonen van zeker man, die deze patronymika als toenamen voerden. Maar oorspronkelik en eigenlik komen zulke patronymika aleen den kinderen van éénen enkeling toe, en kunnen ze van rechtswegen door zyne kleinkinderen en verdere nakomelingen niet gedragen worden.
Buitendien nog Bloema, Bloemsma, Blomsma, Bloems en Bloemen, Blommen, Blomme, allen nieue patronymika. Misschien ook het enkelvoudige Bloem, met Blom. Toch blijkt uit al deze geslachtsnamen dat deze mansvóórnamen hier oudtijds niet zoo zeldzaam kunnen geweest zijn.
Na dien tijd verloor de taal onzer voorouders die kracht, en raakte deze naamsforming in onbruik. Men verstond de beteekenis van dit achtervoegsel niet meer; men kende de weerde daar niet meer van. Toen kwam het gebruik in zwang, om het woord zoon achter den vadersnaam in den tweeden naamval, te plaatsen; en dit gebruik verving eerlang geheel de oude zede om de patronymika met ing te formen.
De patronymika, de toenamen oorspronkelik uitsluitend den kinderen van deze mannen toekomende, waren dus in de 12de eeu reeds op hunne hoeven overgegaan. Het is, alsof men zeide: het smedink'sche erve, de wesseling'sche hoeve, het temming'sche heem, enz.
Maar zy onderscheiden zich hier in van alle andere patronymika, dat zy niet van mansvóórnamen afgeleid zijn, maar van woorden, die een beroep of bedrijf of ambt aanduiden; b. v. Jagerink, Meestringa, Vogeding, van de woorden jager, meester en voged, voogd, en dus zoon van den jager, nakomeling van den meester, van den voogd beteekenen.
In eene oude oorkonde vind ik nog dat ten jare 1328 zekere Jan Geylincx burger was der stede Geraertsbergen in Vlaanderen. Dat jaartal moet ongeveer de gemiddelde tijd voorstellen waarin deze zonderling geformde dubbelde patronymika eerst opgekomen zijn.
Deze groep bestaat in den regel uit goed geformde vadersnamen; maar de mansnamen, die er aan ten grondslag liggen, zijn dubbel. In allen gevalle zijn ze zóó na verwant aan de patronymika die deze groep samenstellen, dat ik hen van dezen niet heb willen scheiden, maar hen gelijktydig daar mede hier vermelde. De volgende maagschapsnamen dan formen, met eenige anderen nog, deze byzondere groep.
In de 16de eeu vinden wy te Brugge den geslachtsnaam Den Dene. Ook de geslachtsnamen Daane, Daene, Danen, met het hoogduitsche Daehne, zoude men eveneens hier toe kunnen brengen. Het is dus evenzeer mogelik dat deze vlaamsche patronymika aan dien mansnaam hunnen oorsprong danken.
Maar wat hunnen aard aangaat, wat de oorsprong en eigenlike beteekenis betreft der woorden, die aan deze geslachtsnamen ten grondslag liggen, kan men ze tot de eigenlike patronymika, in den naukeurigen zin van dit woord, niet rekenen. Ik noem ze dus oneigenlike vadersnamen, quasi-patronymika. Zy zijn volkomen op de zelfde wyze ontstaan als de werkelike patronymika.
En neemt men dan hier by in aanmerking dat de volle nadruk by deze patronymika op den eersten lettergreep valt, en dat de laatste lettergreep slechts eenen halven klemtoon heeft, terwijl de middelste toonloos is, dan is de overgang van Sininja tot Sinia waarlik niet groot. Integendeel, zeer gemakkelik, geleidelik en als van zelven floeiende.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek