United States or Tuvalu ? Vote for the TOP Country of the Week !


Aan het einde van deze verhandeling over patronymikale geslachtsnamen, moeten hier nog twee groote groepen van geslachtsnamen, als aanhangsels dezer hoofdafdeeling, vermeld worden. Wat hunnen form betreft, zijn deze namen wel patronymika; immers staan zy allen in den tweeden naamval.

En Süren en Suersen, namen van buitenlandschen, westfaalschen en noordfrieschen oorsprong, maar die ook in Nederland voorkomen, zijn eveneens patronymika van den ouden, buiten gebruik gestelden mansvóórnaam Suur, Sure.

Maar in deze byzondere gevallen hadden de beroepsnamen zoo volkomen de plaats der eigennamen ingenomen, dat die eigennamen geheel vergeten en in onbruik geraakt waren, zoo dat de zonen dezer mannen hunne patronymika niet ontleenden aan hun vaders vóórnamen, zoo als de regel was, maar aan hun vaders toenamen. In dit geval, aan de namen van het beroep door hunne vaders uitgeoefend.

En op die wyze kunnen ook de friesche geslachtsnamen met van er voor, ontstaan zijn, en door lieden aangenomen, die, ofschoon oorspronkelik geen Hottinga's of Wallinga's zijnde, op de staten of saten dier oude geslachten woonden of gewoond hadden. En waar zulke patronymika met van er voor, de hedendaagsche namen zijn van oud-adellike friesche geslachten, b. v.

Tot omstreeks het jaar 1000 van onze tijdrekening bleef in de germaansche talen in het algemeen, in de friesche, frankische en saksische, die de voorloopers waren van onze hedendaagsche nederlandsche taal, in het byzonder, de kracht bewaard, om patronymika te formen door ing achter eenen mansvóórnaam te voegen.

In de zuidelike Nederlanden mag dit ook nog wel eene eeu vroeger voorgekomen wezen, even als in de noordelike gewesten eerst een honderdtal jaren later. Eene kleine groep van geslachtsnamen wordt geformd door eenige oude patronymika, die vóór den oorspronkeliken mansvóórnaam, waarvan zy afgeleid zijn, nog een voorvoegsel vertoonen, bestaande uit de woorden groot of klein, oud of nieu.

Hemme en Ale, waar van bovengenoemde patronymika ontleend zijn, komen by de hedendaagsche Friesen nog dikwijls als mansvóórnamen voor. Zulke dubbelde patronymika zijn niet aleen in de Nederlanden, maar evenzeer in Engelland, en ook wel in Duitschland, vaste geslachtsnamen geworden. Deze patronymika zijn ook allen weêr van mansvóórnamen afgeleid, waar van eenigen nog in gebruik zijn: Bruno, Otto.

Maar de Friesen hebben buitendien nog vele geslachtsnamen, die eveneens patronymika zijn, in tweede-naamvalsformen van de oud-friesche taal. Deze gaan op eene enkele a, op ma en na, op sma, sema, sna, sena uit. Even als de oude vadersnamen zijn ook de nieue patronymika afgeleid van de namen van vaders, en door de zonen dier mannen als toenamen, ter onderscheiding, gedragen.

Koekoeks, Kievits, Willockx, en eenige anderen. Alle andere patronymika zijn hoogst waarschijnlik, byna zeker, aan mansvóórnamen ontleend.

Sommigen van bovengenoemde geslachtsnamen, te weten Berga, Bosscha, Burga, Heida, Wolta zoude men ook kunnen beschouen als patronymika, als namen aan mansvóórnamen ontleend, en niet als namen van algemeen-aardrijkskundige woorden afgeleid.