United States or India ? Vote for the TOP Country of the Week !


Reeds vroeg moeten ook saten of landhoeven, of andere bezittingen en vaste goederen, kortom plaatsen, met die oospronkelike patronymika, met die ingnamen genoemd zijn, gelijk op bladz. 20 en 21 hiervoren aangegeven is.

De mansnamen die aan de overige hier genoemde patronymika ten grondslag liggen, hebben grootendeels ook nog aan andere hedendaagsche geslachtsnamen het aanzijn gegeven. In den verbasterden form Greult is deze naam onder de Friesen nog als mansvóórnaam in volle gebruik. Van Wigmar, als Wiemer by de Friesen nog in dageliksch gebruik, behalve Wyemars en Wiemers nog Wiemerink.

Zy staan meestendeels niet in den tweeden naamval, en zijn dus ook geene echte patronymika. Toch zijn zy ten naasten aan de vadersnamen verwant, en staan in de plaats daarvan.

Ook van elders is dit genoeg bekend. Dat de patronymika, op bl. 28 opgenoemd, ook reeds van zeer oude dagteekening zijn, kan men in Förstemann's Altdeutsches Namenbuch naslaan, waar we eenen Alting reeds in 't jaar 793 vinden, eenen Husinc ook reeds in de 8ste eeu, eenen Benning in de 9de eeu, en eenen Imminc en Ulinc vóór het jaar 1100.

Zoo hadden dus de nederlandsche Friesen, de Groningerlanders, enz. geene redenen om aan de Oost-Friesen die zich onder hen vestigden, nieue namen, afgeleid van de plaatsen hunner herkomst, te geven. Immers droegen die Oost-Friesen reeds soortgelyke, of ook geheel gelyke, ten deele ook volkomen de zelfde namen, patronymika en andere geslachtsnamen, als de nederlandsche Friesen.

Tot besluit van deze verhandeling over de oude patronymika, dient hier nog eene kleine groep van zeer byzondere geslachtsnamen vermeld te worden. Deze namen, op ing, ink, inga eindigende, zijn, wat hun form aangaat, echte patronymika.

Hottinga-state, Wallinga-sate, Wetsinga-sate, worden in de wandeling ook wel genoemd zonder dat woord state of sate er achter, even als ook in Twente en de graafschap Zutfen de vrye boerenerven zulke patronymika als namen dragen; zie bl. 23.

De friesche weêrga van den naam Japikse is de geslachtsnaam Jacobsma, en een andere tegenhanger daarvan is de geslachtsnaam 'S Jacob. Hier volgen nog eenige geslachtsnamen, patronymika op se: Aarnoutse, Adriaanse, Baafse, Faasse . Deze namen eischen weinig verklaring. In den verkleinform Baafje komt deze naam ook nog in Holland en elders als vrouenaam voor.

De byzonder friesche formen van nieue patronymika komen in alle oorspronkelik friesche gouen van noordelik Nederland zeer veelvuldig als geslachtsnamen voor. Behalven in noordelik Noord-Holland welke uitzondering by de oude patronymika eveneens plaats heeft.

Vadersnamen in 't algemeen, maar vooral ook de patronymika die nieuere taalformen vertoonen, zijn onder de nederlandsche maagschapsnamen uit der mate talrijk vertegenwoordigd. Er bestaat geene enkele groep van nederlandsche geslachtsnamen, die, ook maar halver wege, zulk eene ryke verscheidenheid zoude kunnen aantoonen.