Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 28 juli 2025


Den onder-officier deed zij echter eene bijzondere eer aan, want zij hield hem voor den aartsengel St.-Michiel in persoon.

De fourier aanvaardde zijn voorstel met genoegen, en vergezelde hem een eind verre in de baan naar Moll. Dien dag was de jonge onder-officier bijzonder wel te moede. De overdrevenheid zijner ontroeringen had hem gansch genezen.

Wel zeker moet zulk verborgen werk der hoogste liefdadigheid aangenamer zijn in Gods oogen, dan vele schitterende daden, die hunne belooning vinden in de bewondering der wereld!" De oude vader stond op en kwam ontroerd de hand van den jongen onder-officier drukken. "Gij begrijpt het goed, fourier," zeide hij.

Op het oogenblik, dat de onder-officier hem zou voorbijgaan, stond hij op en kwam in de baan om zijnen weg naar Gheel te hernemen. "Goeden dag, fourier," zeide hij zeer beleefd en minzaam. "Het is een heet weder, niet waar? De vogelen zitten met open bek op de boomen te hijgen. Geen wonder, wij zijn de hondsdagen ingetreden.... Gij ligt zeker met uw half bataljon te Gheel?"

Zoo had hij reeds eens den schako en tweemaal de schoenen van den onder-officier op den zoek gebracht; maar de lieden van den huize, wanneer er iets werd gemist, waren zeker het onder het bed van den zot terug te vinden.... Nevens deze sliep een Paus, die altoos statig rondwandelde, met eenen grooten houten sleutel in de linkerhand, terwijl hij met de andere niets deed dan zegeningen uitdeelen.

De sergeant-majoor scheen intusschen zoodanig door het dorp aangetrokken, dat hij somwijlen vergat naar zijn logement te komen om het middagmaal te nemen. Een ander onder-officier had den fourier gezegd, dat de schoone oogen eener herbergdochter, bij de Markt, daarvan de oorzaak waren.

"Centen .... om snuif .... voor u, baron?" stamelde de onder-officier, van verbaasdheid bijna stom. "Ja, ja, ik ben millioenrijk, maar ik heb mijn geld op mijn kasteel laten liggen. O, fourierken lief, gauw, gauw, daar komt mijn vijand!"

Na eene lange wijl stilte vroeg de onder-officier, om toch iets te zeggen, aan den heer, die voor hem zat, of Gheel eene uitgestrekte gemeente was. "Ja, zeer uitgestrekt," kreeg hij ten antwoord. "Om haar grondgebied geheel rondom te gaan, heeft men wel negen uren noodig.

Gaat de arme sukkelaars voorbij zonder ze aan te spreken, dan hebt gij er geenen last van.... Zie, fourier, ginder onder den lindeboom staat er reeds een. Hij houdt de wacht op den Groenen Heuvel bij de kapel der heilige Dymphna." De onder-officier richtte het oog op den aangewezen man en mompelde met verrassing: "Ja, die is ongetwijfeld zot." "Stapelzot," bevestigde de burger.

Nu meent hij gewis, den plicht te vervullen dien hij vroeger heeft verzuimd." "En de ongelukkige staat daar zoo, reeds sedert tien jaar, zomer en winter, in nat en droog?" "Sedert veel langer, fourier. Ik woon hier reeds twaalf jaar en heb hem daar altoos zien staan, van den eersten dag mijner aankomst in deze streek." "Woont mijnheer te Gheel?" vroog de onder-officier. "Neen," was het antwoord.

Woord Van De Dag

estes

Anderen Op Zoek