Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juli 2025


De honden los! laat hen recht luide blaffen; Wekt zoo den keizer en zijn schoon jong vrouwtje, Alsook den prins; en laat den jachtgroet schallen, Zoodat geheel het hof den roep weerkaats'! Mijn zoons, het zij uw taak, gelijk de mijne, Voor den persoon des keizers goed te zorgen, 'k Werd in mijn slaap van nacht gestoord, ontrust, Maar 't naad'ren van den dag gaf frisschen moed.

En bij het stralen van 't gewenschte licht Werd ook de zee weer rustig en wij zagen Twee schepen uit de verte tot ons naad'ren, Een van Corinthe en een van Epidaurus. Doch eer ze er waren, o, verlang niets meer; Gis, uit wat voorging, noodlots ommekeer. HERTOG. Neen, oude, breek niet af; want mededoogen Mag ik u schenken, schoon genade niet.

Ziet vlag en wimpel zwieren, Zij waaien reeds, al fladd'rend, noordwaarts op; Ziet d' achtbre Maas in d' ochtendglansen tieren, Zij toeft de vloot op 't statig wassend sop. Zij wenscht als bruid den bruidegom te ontmoeten, Dien ze in 't verschiet, in feestgewaad gehuld, Haar naad'ren ziet en reeds van ver begroeten Met wuivend doek en hijgend ongeduld.

Als zij 't venster nu ging sluiten, Zou de minnezanger buiten, Haar in de onderkeurs bespiên; En dies zocht zij, schaamrood, schuchter, Met de vingers om den luchter, Achter 't saai gordijn te vliên. Maar al had zij hooren praten, Dat hij dra wordt ingelaten Die 't ons op zijn luit bediedt, Niet te luist'ren naar zijn bede, Niet te naad'ren ook geen schrede, Dat gedoogde 't hartjen niet.

'k Zeg, heeft een man een tong, hij is geen man, Als hem zijn tong geen vrouw veroov'ren kan. HERTOG. Doch die ik meen beloofden haar verwanten Reeds aan een jong en waardig edelman; Zij wordt voor mannenomgang streng behoed, Zoodat bij dag geen man haar naad'ren kan. VALENTIJN. Welnu, dan zou ik haar bij nacht bezoeken.

Het duist're licht, dat ons de hemel schonk, Bracht ons beangst gemoed, in steê van troost, De zekerheid van de' onvermijdb'ren dood, Dien ik voor mij wel daad'lijk hadde omarmd, Maar 't stâge jamm'ren van mijn gade, die Vooruit beweende, wat zij naad'ren zag, En 't bitter schreien van mijn lieve kleinen, Die weenden nu zij 't and'ren zagen doen, Deed mij naar uitstel streven van ons lot; Want uitstel mocht het zijn, iets anders niet.

Nu zullen die wraak- en moordlustige Gabaonners optreden, voorgesteld door Thomas De Keyser, van wien Gansneb Tengnagel zong: 't Cieraad onzer treurtoneelen, Tomas Keyzer meen ik, die Ziel en zinnen plagt te streelen, Ik, als Keyser, naad'ren zie Die de wereld zoo verbeelde, Stem noch uytspraaks weerga had, Zelf ook met zijn wesen speelde, Als hij maar 't toneel betrad.

Die tijding knakt mij; als bevroren bloemen, Of gras, door storm geslagen, buig ik 't hoofd. Ja, thans begint mijn kwade tijd te naad'ren. Hij is het, dien het volk zoozeer bemint; Meermalen heb ik, als ik onbekend De stad doorkruiste, zelf hen hooren zeggen, Dat Lucius' ballingschap een onrecht was, En dat zij Lucius zich als keizer wenschten. TAMORA. Waarom beangst? is onze stad niet sterk?

Woord Van De Dag

bakels

Anderen Op Zoek