Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 17 oktober 2025


De boomen waren breed en vol, en 't licht dat rond de stammen hing was groen lijk maneschijn; er stonden al veel bloemen uit, en witte en roode rozen. Een dauwdruppel schitterde op een zwarte pensée. En in dat groene waterlicht speelde 't gefluit van een merel. Hij zat in den bloeienden kastanjelaar, van binnen in de schaduw.

Hun liefdesbetrekkingen waren begonnen in den maneschijn, in den tuin van een danslokaal, bij den klank van een scherpe viool, van een teringachtige bas en een klarinet, die schetterde als een merel. Jacques had haar opgemerkt, toen hij met een ernstig gelaat om den voor de dansers gereserveerden kring heen liep.

In den hof sloeg er een merel nu en dan een regel blijde klanken uit, en Pallieter zei: "Da's regen." Hij ging maaien in het peerdenbeemdeken. Hij wette het staal en het klonk verweg in den kalmen, zwaren avond. Hij scheerde de zeisen door het gers, het gers viel om, en het staal ronkte.

De bloemenreuken schoten los en vloeiden langzaam, omwentelend rondom hen, en de merel in den hof stootte helderdiepe klanken uit een gladde keel. 't Waren klankslagen van wellust, de deugd van 't lavend water op zijn lijf. 't Scheen Pallieter dat de zotte vogel meteen van de aangename waterlekken in zijn bek aan 't zingen was, zoo brobbelden, dansten en klotsten de klare noten in het rond.

De Lijsters behooren wat hun gezang betreft, tot de meest begaafde van alle Zangvogels. De eerepalm komt aan de Zanglijster toe; bijna op gelijke hoogte staat de Merel; op haar volgen de Groote Lijster en de Kramsvogel. De Noren noemen de Zanglijster den "Nachtegaal van het Noorden". Haar gezang is rijk van inhoud, welluidend en ver hoorbaar.

Naar de aanmaning van de groote Moerasvogels luisteren hunne kleinere, op het strand levende verwanten; een Kraai waarschuwt de Spreeuwen en andere Vogels, die op den akker hun voedsel zoeken; het angstgeschreeuw van den Merel is een aansporing tot waakzaamheid voor alle bewoners van het woud.

Een merel, fluitend in eenen boomtop, deed haar het kopje zijlings omhoog wenden: en ik zag hoe hare oogen, twee morgensterren, van vroolijkheid blonken, hoe hare lippen glimlachten bij den helderen vogeltoon. Maar het korfje was inmiddels met goudgele kroppen gevuld. »Giulietta!" riep eene mansstem uit het huisje.

Middelerwijl hoorde men het gefluit van een merel en, weldra, den tegenzang van nog een merel. De twee beminnelijke wijzen zweefden harmonisch overeen, om, op een einde, in luie akkoorden, geheel door mekaar geweven, op te klinken, traag wegstillend en moe uitstervend in een zoet gekir. Dit alles ging gepaard met een werkelijker spel op scène.

Ik min uw schoon, wanneer verblijd De leeuwerk met zijn jeugd-jolijt En liedren, streeft ter zonne; De leeuwerk die, hoe wijd hij wijkt, Verlangend aldoor nederstrijkt En geeft zich u gewonnen; Wanneer ter blijde middagstond De merel, die in 't wit verzwond Van bloesemzware twijgen, Der lente serenade zingt En 't al tot stil gemijmer dwingt, Waarbij de vogels zwijgen;

"Zwijgt! mond toe!" riep Pallieter voorzichtig tot Charlot. En de merel spoot een handsvol zotte klanken uit zijn keel, wachtte wat, als om iets beters te verzinnen, en begon dan lange sleepende toonen te fluiten, die van heel fijnhoog allengs daalden tot een ernstige basfluit en toen liet hij alles wat hij kost, ineens losschieten, rap en overhoop, tot hij geen asem meer kost halen.

Woord Van De Dag

bedrijfsjaar

Anderen Op Zoek