Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 21 mei 2025


Het heele land is er van vergiftigd: humoristen op rijm; humoristen in proza; geleerde humoristen; huiselijke humoristen; hooge humoristen; lage humoristen; hybridische humoristen; bloempjes-humoristen; tekst-humoristen; sprookjes-humoristen; vrouwenhatende en vrouwenfleemende humoristen; sentimenteele humoristen; ongelikte humoristen; gedachten denkende humoristen; boek-, recensie-, mengelwerk-, brief-, voorrede-, titelblad-humoristen; humoristen, die op de groote lui schelden en verklaren dat die geen greintje gevoel hebben, omdat ze een knecht hebben met galons aan den rok, en een spelende pendule; humoristen, die het met de bedelaars houden in de boeken, en ze naar Frederiksoord helpen sturen in de Maatschappij van Weldadigheid; reizende humoristen; huiszittende humoristen; tuin- en prieeltje-humoristen, wier vrouwen aan iets anders bezig zijn, terwijl zij humoriseeren; en dan eindelijk de heele simpele plattelands-humoristen, schoon ze allegaar wel een deel van simpelheid weg hebben, in deze manier: "je zoudt wel denken dat ik heelemaal onnoozel was, maar 't is allemaal lievigheid"! Ik spreek niet van de heele grappige, de zeer onfeilbare, en de zeer onduidelijke humoristen... Och lieve Hildebrand, honderd soorten zijn er daar ik niet van spreek, want ze komen uit den grond op, en ik weet evenmin als in de kennis der kruiden of men veiliger doet ze te rangschikken naar partes essentiales of naar habitus, naar een systema naturale of naar een systema artificiale; wat eigenlijk, waar het den stijl geldt, tegenwoordig het vraagstuk naar de mode is, waarover gij in 't Latijn en in 't Hollandsen, in 't beleefd en in 't scherp, heel veel stichtelijks en afdoends lezen kunt.

De Utrechtsche Keistraat schijnt haar naam te danken aan het huis De Krakeling, door Jonker Meyster gebouwd Achter Sint Pieter, en waar een stuk kei boven de achterdeur was aangebracht; zie Scheltema, Mengelwerk V, 2 bl. 214.

Als hier ter plaatse zeer gepast, nemen wij een gedeelte over van het belangrijk Overzigt, geplaatst in het Mengelwerk der Leeuwarder Courant van den 4 October 1831, getiteld: Herinnering aan de Landdagen der Friezen bij Upstalboom, hoofdzakelijk getrokken uit het werk van T. D. Wiarda over dit onderwerp, en ons medegedeeld door den kundigen beoefenaar der Friesche Geschiedenis, Taal-, en Dichtkunde, Mr.

Scharl. quarto, bl. 245-247; Wins. Chron. fol. 306; Schot. Fr. Hist. fol. 372; Gabbema, Verhaal van Leeuw. 164; Petr. Thaborita op 't jaar 1487; Kronijk en Beschrijving van de stad Sneek, door Napjus, 2e dr. bl. 11, enz. De Heer van Halmael heeft in een gedicht dit feit herdacht. Zie Mengelwerk der Leeuw. Courant, 20 April 1830.

Veel is over dezen merkwaardigen man geschreven, zonder dat er nog van hem eene volledige levensbeschrijving is bewerkt. Ik hoop daartoe nieuwe bijdragen en oogpunten te hebben geleverd, na vroeger in het Mengelwerk der Leeuw. Cour. van 1834, N^o. 20, hierover iets te hebben gegeven. I 818; Levensb. van verm. Mannen, I 45; Kok, Vad. Woordb. XIV 16; Halma, Toneel der V. Ned. 382; Neêrl.

En welk denkend en belangstellend wezen, welke denker, ja zelfs welk eenvoudig lezer van mengelwerk en romans, zou niet boven onvruchtbare lectuur het groote boek der natuur verkiezen, dat voor een ieder geopend is, en dat door zijne openbaringen zoo belangrijk, door zijne verrassingen zoo boeiend en zoo verheven is boven alle verdichtselen en sproken?

Zeer belangrijk zijn de Aanteekeningen over de Grietmannen van de Heeren H. en W. v. S. voorkomende in het Mengelwerk der Leeuwarder Couranten van den 15 en 29 Mei 1832, tot welke wij den Lezer verwijzen, als mede tot opgenoemd Tractatus de Grietmannis van C. L. van Beyma, Franeq. 1780.

Zie voorts de schets van Groote Pier en zijne daden in het Mengelwerk der Leeuwarder Courant van 11 Maart 1834, door W. Eekhoff zamengesteld, en de daar aangehaalde Schrijvers. Op welk eene wijze het zeewezen in Friesland bestierd werd, leest men na het aangehaalde werk van de Jonge, over het Nederl. Zeewezen, I. 154 volgg.

Dit belangrijk stuk, enkel vermeld in het Charterboek, I 208, is eerst in 1817 uitgegeven door Jhr. J. C. DE JONGE, achter zijne Verhandeling over de Hoeksche en Kabeljaauwsche twisten. Jhr. W. VAN SWINDEREN gaf de hoofdinhoud daarvan met toelichtingen in 't Mengelwerk der Leeuwarder Courant van 1832, N^o. 61.

Doch het tegendeel is waar. Zie Charterb. I 94, 399, 593-596; Stellingwerf, Politycq Discours nopende den Staet van Frieslandt, Fran. 1617, 19. De vraag: Of de Graven van Holland, regtens, ooit Heeren van Friesland waren, is dus ook ontkennend beantwoord door Mr. A. van Halmael Jr. in een stuk in 't Mengelwerk der Leeuw.

Woord Van De Dag

vuistdreigend

Anderen Op Zoek