Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 5 juni 2025


»Ja, heer! maar het is te hopen, dat het beter afloopt." »Ben je weer beangst, Marti? We zijn toch heel sterk. De heele bala der Kenjaoe's is immers bij ons!" »Maar de Sibaoe's zijn in hun eigen land sterk genoeg, om den bala te verslaan. Zij kunnen ons ook in een hinderlaag lokken en dan is 't met ons gedaan."

Zijn mooie droomen hielden hem zoozeer gevangen, dat hij de werkelijkheid om zich heen vergat; hij bemerkte niet eens, dat de zon reeds sterk begon te dalen, dat de duisternis begon te heerschen in het dichte oerwoud. Plotseling werd hij opgeschrikt door de stem van Marti: »Het wordt avond, heer. Zouden we niet beter doen, hier aan te leggen, om te overnachten?

Toen verlieten ze het dorp Metoedjoe. Zoowel Kees als Marti verkeerde in de grootste spanning. Ofschoon ze hun gedragslijn zoo goed mogelijk hadden bepaald, bleef de mogelijkheid niet uitgesloten, dat er onverwachte beletselen zouden komen. En dan.... hun geheele toekomst was in hooge mate onzeker. Weldra hadden ze de pangkalan bereikt.

Alleen de vraag, hoe aan voedsel te komen, als ze niet spoedig bewoonde oorden bereikten, stemde hem minder gerust. Bij zijn terugkomst deelde hij aan Marti zijn bevindingen mede. Nu overlegden ze, hoe verder te handelen. Het eenvoudigste was, de rivier slechts af te varen.

Groote bewondering had men voor Kees, die zich had durven wagen tusschen de vijanden, die ze zoozeer haatten en vreesden. Ten slotte vertelde Kees het door Marti afgeluisterde gesprek. Toen sprongen allen vol schrik en ontzetting op. De mannen grepen onwillekeurig naar de wapenen; de vrouwen snelden gillend naar de lawangs, inderhaast de kinderen meesleurend.

Kees, Marti en een aantal Dajaks, die de vluchtende achterhoede gevolgd waren, kwamen te laat, om nog aan het gevecht deel te nemen; de lichamen van doode en gewonde Sibaoe's bedekten ook hier den grond. Nu begon een weerzinwekkend tooneel. De Kenjaoe's begonnen hun gevallen vijanden te snellen. Ook voor gewonden was geen genade. Kees wendde zich vol afgrijzen af.

Volgens de berichten moet de bende der Sibaoe's ruim honderd man sterk zijn en ik tel hier onder de Kenjaoe's minstens honderd en vijftig flinke, strijdbare mannen." »Ze zijn bang voor de tooverijen der Sibaoe's, heer," zei Marti. »Ik geloof niets van al die verhalen. De een maakt den ander met zijn sprookjes bang."

De Dajaks begaven zich naar hun lawangs, waar nog lang het geroezemoes van stemmen klonk. In den breede bespraken ze onderling nog de vermetele plannen van hun blanken gast. Ook Marti scheen nog aan hun gesprekken deel te nemen; want toen Kees insliep, was zijn mat nog verlaten. Het was den volgenden morgen al vrij laat, toen Kees wakker werd.

De sporen van hun voetstappen waren echter duidelijk. Men was op den goeden weg. Bizonder snel ging men evenwel niet voorwaarts, daar de bodem van het ravijn oneffen en veelal moeilijk begaanbaar was. »Nu zijn we voor den tweeden keer in het land der Sibaoe's, Marti!" zei Kees vroolijk tot zijn trouwen reisgezel, die als gewoonlijk vlak bij hem liep.

Beiden gingen nu aan land en Marti maakte met een dunne rottan het bootje aan een overhangenden tak vast, doch zóó, dat de djaloer gelegenheid had, met het water te rijzen of te dalen, zonder te worden omvergetrokken. Kees haalde de trommels op den wal en keek zijn geweer eens na; Marti lei vuur aan en ging in een pannetje rijst koken.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek