Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 juni 2025
Treite stond verbaasd over de handigheid van Manes: wie zou er toch denken een blinde munt te slaan uit het lijf van een dooden kater?! 't werd den kerel ook in 't handje gegooid! en hij betastte den zak waar het dood beest vermorzeld lag.
Ze reden langs een anderen weg weer naar het eerste dorp en daar laadde Manes de ijdele petrolvaten op die hij in 't doorgaan gekocht had. Dan tikte een vinger op de ruit van een klein net huizeke en als de deur openging, kwam een wijveke buiten en wenkte naar Manes. De kerel ging binnen en na langen tijd keerde bij weer buiten en droeg eenen baalzak aan de hand met iets er in dat spartelde.
Treite bezag zijn eigene dommigheid, gooide, den trechter weg, ging kwaad worden, maar voelde medeen zijne onmacht; hij zou den dader toch eene oorveeg geven maar hij zag dat Manes de kar reeds bij de tramen had en de honden van 't hof leidde.
Manes rolde de gekochte oude vaten op straat en ze werden achter en onder de kar gebonden zoodat 't voer wel aan een wijd geladen schip met ballast geleek.
"In de Blinde Vink, verkoopt men drank," spelde Treite en wees naar 't uithangbord aan de herberg nevens de bakkerij. Goed, meende Manes, 'k zal u gebruiken, jongen, in mijnen handel, en daarop neep hij de lippen met gemaakten ernst en geheimzinnigheid, 't geen bedieden wilde dat hij mocht gerust zijn: 't ander zou hij hem later wel zeggen.
'k Prakkezeerde bij mijn eigen en ... w'hadden gekaart op een ijdele bierton en al mijn oordjes was ik verloren! en dan kwam het gedacht! Manes hield in, rekte den hals om zijn woorden in Treite's oor te tieren en hij deed wijde bewegingen met de armen.
Dan kreeg hij voor zijn eigen den goeden inval; hij neep één oog toe, duwde den vinger tegen 't voorhoofd: maar, zwijgen, jongen, en voor u houden, Treite is ook zoo dom niet! en hij schuifelde een deuntje om niets te laten merken. Kunt gij lezen, jongen? vroeg Manes in 't voortrijden.
Integendeel was Treite altijd dezelfde tamme sul gebleven; zijne armen en beenen waren verdroogd aan zijn lijf, hingen lijk koorden slap en zijne oogen zagen loensch zoodat hem niemand en betrouwde of iets liet winnen. Hoe zijt ge aan die kar en die honden gerocht? vroeg hij. Manes loech en beet zijn jongen knevel, hij snokte aan 't zeel.
Ze brachten hem een bakje, eenen korf of mandje buiten en de kerel vulde de ijzeren mate en keerde ze uit aan éénen stuiver. Hij was nu aan 't overleggen of Manes wel zoo nauw zijn zand gemeten had en of er geen mate aan kon vermeten worden zonder den stuiver er bij te doen. Maar hij betrouwde de sluwheid van den kerel niet en vreesde dat hij met een onbekenden draai het bedrog zou achterhalen.
De jongens kwamen reeds van school en stonden op een afstandje te kijken naar de geraamtemagere honden en wierpen stukjes van hunnen boterham om de gulzigheid van de hongerige beesten te zien. Maar als ze nu op eene verlatene kruisstraat buiten 't dorp kwamen, hield Manes ineens de hand uitgestoken naar Treite en: Afrekenen, jongen, hoeveel stuivers?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek