Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 21 oktober 2025
In Constantinopel zelfs, en van daar af tot hier in Kilissely, hadden wij te doen gehad met sujetten, voor wie niets heilig was. Voortdurend waren wij in levensgevaar geweest, en ook nu nog loerde van alle zijden het verderf op onzen weg. Men had ons met veel overleg en huichelarij in dit huis gelokt, om ons, hoe dan ook, te vermoorden. Geen middel had men daartoe ontzien.
En aan land was het nog wel zoo erg: daar loerde op hem zijn eigen radja met zijn aanhang, tegen wie geen snelheid van schepriemen en zeilen en geen scherpte van forsch gezwaaid zwaard hem helpen konden. De vorst, of de edelman, of erger nog dan een van beiden, de Arabische geldschieter, die den een als den ander in zijn macht had, trad zijn huis binnen, zag er iets wat hem beviel, nam het.
Frits, die toen zoo omtrent zijn twaalfde jaar had bereikt, werd de onafscheidelijke metgezel van zijne uitgangen, Frits wist hem terug te houden van de plaatsen waar de verlokking op hem loerde, wist hem af te leiden van zijn idée fixe om zich bij vreemden aan te melden, zocht zooveel mogelijk met hem de vrije natuur, slaagde er in hem smaak te doen vinden in uitgestrekte wandelingen naar de omliggende dorpen, en deed het mogelijke om te beletten dat hij ergernis gaf of leed; dit laatste gelukte hem niet altijd; geen schoolknaap, geen straatjongen, geen bedelaar die ze samen opmerkte, of het klonk nu eens wat luider, dan eens wat meer omzichtig: »Daar gaan de twee Millioentjes," en daar Frits ondanks zijne vreedzame missie niet altijd de noodige lankmoedigheid bezat om den schimp als ongehoord te laten passeeren, viel er van tijd tot tijd wel iets voor dat juffrouw Rosemeijer in moeielijkheden bracht, en haar deed inzien dat de toestand voorziening eischte, bovenal ter wille van Frits, die in zijn beste leerjaren al te veel verzuimde en wiens fiere levendige aard onbeschrijfelijk leed onder 't geen hij met en voor dien vader had te dragen.
Hij verdeelde nu zijne aandacht en loerde meer bepaald naar den gang der blikken armen, nadien naar 't nijgen der steenroode koppekens, dan naar een haperinge, die, op gelijke afstanden, gebeurde en zich hernieuwde gedurig. 't Was 't wijveken, dat meteen roerloos viel, en, na een stonde, terug opsprong. Hij zocht beteuterd naar de oorzake van die onregelmatigheid.
De bediende loerde er op, wanneer messer Ruggieri het grondgebied verlaten zou, kwam op slimme manier in zijn gezelschap en deed hem gelooven, dat hij naar Italië ging.
Gluiperige Willem werd boos, loerde naar den heer Bruis, sloeg zijn boek met alle macht dicht, stiet het over de tafel dat het een heel eind voortschoof, tot groot levensgevaar van het leege theekopje van den bezoeker, schopte zijn stoel om, welke handelwijze een specialiteit der jongere Deluws scheen te zijn, pruttelde iets tusschen zijn leelijke tanden, achter zijn dikke lippen, en vertrok, hevig met de deur smijtende.
Alfred at met ongemeene schuchterheid, al langetandend en muilkens makend. Aldoor loerde hij naar Goedele en bouwde in zijn geest romantische toestanden, waar hij den held en zij de heldinne was, en moeder moest hem stootjes geven om hem te doen eten. Hij eet zoo weinig t'onzent ook, zeide ze aan mijnheer Wilder. De jongens moeten eten om groot te worden, was 't idee van Albien.
Hij wist niet wat hij had, hij klaagde niet en leed niet, maar weer was hij aan 't hoesten en aan 't kuchen; en alleen 't gezicht der grijze, stille, kille lucht daarbuiten boezemde hem een soort van angst en afkeer in, alsof daar ergens een gevaarlijke, verscholen vijand zat, die op hem loerde.
Gij weet het, lezer, wát de zoon beoogde en wáárop hij loerde? Hij, eerste luitenant zonder vermogen. Willem zijn pupil, en, erfgenaam van de, inderdaad niet onaanzienlijke, nalatenschap zijner ouders!
Snepvangers verschrok, liet het kippen boutje, waaraan hij zoo blijhartig te kluiven zat, terug in zijn bord vallen, loerde bedeesd naar zijn teljoor en vond in zijn bedremmeling geen antwoord. Met zijn plakkerige hand streek hij zich over zijn kort-grijs stekelhaar, voelde aller oogen op hem gevestigd. Ja, wat is een mensch tegenover het heelal?
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek