Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 5 juni 2025
Lang bleef ze eer ze inslapen kon, en 's uchtends als ze wakker werd, was ze haar gekeerde nature nog niet gewend en waarde hetzelfde vreemd geluchte rond de kamer. Binst den dag liep ze met Justa de stad op en af en bestelde wat noodig was voor Wiezeken's begraving. Ze deed het smertelijke werk zonder vermoeienis. Ze was sterk. Ameye had alles opgeschreven wat ze te doen had.
Ik ben verdomd.... Ik heb een kind. En ze meende daarbij: Hij zal me vermoorden.... Die gedachte deed haar deugd. Als ze thuis kwam, vertelde haar Justa dat Ursule in den valavond zieker was geworden en aldoor maar vroeg waar hare dochter was. Goedele herkende 't huis niet meer; al de kleuren hier waren haar vreemd en 't was alsof ze voor 't eerst deze zaal zag, en deze stoelen, en deze tafel.
Ze begon te klagen: ze had sinds nachten geen ooge meer beloken, ze was zóo lijdende, ze voelde dat het erg worden zou, en de nachtmerrie bezocht haar.... Och! Och!... dat is vreeslijk! Ze praamde Goedele dat ze maar goed opletten moest, en in geen tocht mocht blijven, en 's avonds aandachtig de vensters zou sluiten, en een dobbele sargie vragen aan Justa. 't Is nu 't gevaarlijke seizoen.
Goedele bleef thuis, liep de kamers door, zat altemets een endeken te borduren, te knippen aan een kunsttapijtje, te kijken meerendeels langs het venster naar 't gewaai dat bijsde in de boomen. Hare kleeren, hare laden, hare brieven 't werd alles besnuffeld en befrutseld: nievers lag een verraad van haar geheim gedoe. Justa luisterde achter de deure, als ze saam met Sebastiaan in de eetzaal was.
Als ik u ruw aanspreek, moet ge me telkens vergeven, seffens. Ik ben zoo dikwijls vernederd door u, en dat maakt me uitzinnig. We zullen Justa wegzenden. We zullen een schoon huizeken gaan bewonen, buiten, in 't loof. Niet waar?... Zeg dat ge me bedrogen hebt.... Hoe hebbe 'k dat toch kunnen gelooven! Goedele antwoordde niet.
Ursule kende hare ouders, gebogen eerde-wroeters zonder hope, etende en biddende wezens, den dood nabij. Justa, de eenige dochter, had met blij gemoed hare broers en de oudjes verlaten. Haar doorslepen zinnen, waar ze aldoor in de parochie gebruik had van gemaakt om oolijke daden te stichten, meende ze nu eens ten dienste van vrijer bedrijvigheid te kunnen stellen.
Al pratend, en dooreengooiend een reesem lichtzinnige woorden, drilde Goedele langs de trap naar heur kamer, en sloot zich op. Ze viel lijk een massa op haar bedde en begon hevig te schreemen. Dat duurde een lange stonde, tot Justa haar opzoeken kwam voor 't noenmaal. Ze waschte zich haastig, liet 't kille water vloeien over hare slapen en baaide hare oogen.
De verkiezingen gebeurden met groot lawaai en een nagalm ervan drong in dees spokig huis. Men sprak van 't voorval, en dat bracht een beetje verscheidenheid binnen. Ook een heele zake was 't, als Justa, in 't voorkamertje, het ivoren kistje ontdekte. 't Was tooverij.
Er bestond alzoo geen natuurrecht; noch eene daaraan beantwoordende deugd; en zoo men wilde, dat er wel eene bestond, wat was die deugd anders dan een groote dwaasheid; het zou immers niet minder zijn dan zijn eigen welzijn opofferen aan de belangen van anderen. Horatius, zoo zegt Grotius, was dezen wijsgeer gevolgd. Ook hij zeide: Nec natura justa potest secernere iniquum."
Andermaal was alles stille en men hoorde heel verre 't geronk van de hooge stad, den galm van haar late pleizieren. Een tijdeken bleven Goedele en Ameye op den drempel staan. 't Schoot haar plots te binnen dat Justa misschien op den loer was gezet, en ze staarde links en rechts den nacht door. Ze zei, opdat hij ook zou rondblikken: Geen ziele op weg.... Hij blikte rond. Geen ziele....
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek