Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 12 juli 2025


Deze boezelaar is ook wit en tot onder de borsten opgeschort, en op een slordige manier met een band vastgemaakt. Daarover wordt een kort, wit jakje gedragen, dat meestal niet verder reikt dan tot aan de borsten, zoodat deze vrouwelijke waardigheden ongegeneerd, voor elkeen zichtbaar, naar buiten hangen.

Het miste hier geheel den indruk van naïeviteit, van niet beter weten of van algemeen gebruik, het was veeleer een onverschilligheid, een te lui zijn, om het jakje aan te trekken of doek om te slaan, die andere vrouwen gebruiken om het bovenlijf te bedekken.

Het hoofdje was voorovergebogen, de kleine handjes peuterden aan een scheur in een paars jakje van een heel klein kind. In het vertrekje, was verder niets dan nog een stoel, maar het zag er zindelijk uit. De wind bulderde door den wijden schoorsteen en deed de wanden kraken. Angstig keek het meisje op, achter zich naar de bedstee, waarvan de gordijnen gesloten waren.

Die laatsten komen naar de stad in met een paar ossen bespannen karren, of op den rug van een muilezel, door de vrouwen bereden op dezelfde wijze als door de mannen. Zij hebben vaak een reeks van een vijftiental bijeengebonden kippen bij zich, die er erbarmelijk uitzien. Enkele vrouwen komen op de markt met leêge handen; maar met zeer gevuld jakje.

Zij droeg een zwart jakje, en twee lange, zwarte vlechten hingen haar op den rug; het kind met de vlammende oogen en den kleinen neus, zag met geveinsde vriendelijkheid Lisette aan. Nu moet gij weten, Lise, dat Francis met ons tegelijk was aangenomen; een wilder kind was er niet.

De blonde Geldersche deerne in haar eenvoudig paars jakje, den blik onafgebroken naar den spreker gewend; zij, naast den grijzen burger uit de stad, met zijn zilverwitten steeds ongedekten schedel, en aan zijn arm den zwakken blinden jongen, met het petje in de hand en de matte oogen naar boven gericht.

Zoo zijt gij schoon, met uwe mouwen opgestroopt tot aan uwe ellebogen. Uw arm is wit, ik wil er in bijten, bijten met mijne lippen, dewelke fluweelen tanden zijn. Wien hoort dat schoon vleesch, die prachtige boezem, dien ik zie dwars door uw wit, fijnlinnen jakje? Die zoete schat is mijn! Wie zal de stoverije maken van hanekammetjes en kiekenstuiten?

Het donkere, krullende haar is met zorg opgemaakt; de nette zomer-uniform: een hagelwit linnen jakje met roode tressen, een kort donkerblauw cheviot rokje, draagt zij met zekere coquetterie. »Eigenlijk hooren er hooge laarzen bij, maar die hoeven we gelukkig enkel aan het front te dragen; ze zijn erg zwaarzegt ze. »Wat bent u precies, towaritsch, wat is uw werkvraag ik.

Onder het voortloopen, in haar gesloten jakje met het bruine juk op de schouders, keek ze mistroostig naar het water in de slooten, dat de zon weerspiegelde, en zei tot zichzelve, dat, zoo dit water melk was, zij dadelijk genoeg zou hebben, om de mooiste sieraden te koopen van de goud- en zilversmeden in Schoonhoven.

Wie kent het wafelmeisje niet, het nette, het zindelijke, het minzame wafelmeisje, met haar Frieschen kap, haar zilveren oorijzer, haar glanzend jakje, haar helder boezelaar, haar groene muiltjes en het bord in haar hand, waarover een blank servet is gespreid, dat de Wafels diep gheruyt, Wel ghesuyckert, wel ghecruyt, Wel met boter overdroopt,

Woord Van De Dag

1195

Anderen Op Zoek