United States or Paraguay ? Vote for the TOP Country of the Week !


Dan weergalmde het anders zoo stille woud heinde en verre van hondgebas en horengeschal; de grond daverde van het getrappel van paarden, en onder dat alles mengde zich nog het geroep van mannen en jongens, die met stokken op het kreupelhout sloegen, om het wild uit zijne schuilplaats te verdrijven.

DEMETRIUS. Sit fas aut nefas; tot ik nu een stroom Gevonden heb, die deze hitte koelt, En de betoov'ring, die mijn koortsen stilt, Per Styga, per manes vehor. Een woud. Horengeschal en hondengeblaf. Titus Andronicus komt op, met Jagers, enz.; verder Marcus, Lucius, Quintus en Marcius. TITUS. De jacht is reê, de morgen licht en klaar, De velden geurig en de wouden groen.

Maar ik mag den sluier van onze geheimen niet verder oplichten. Dat horengeschal verkondigt iets, hetwelk misschien mijne tegenwoordigheid vereischt. Denk aan hetgeen ik u gezegd heb. Vaarwel! Ik zeg niet, vergeef mij het geweld, waarmede ik u bedreigd heb, want dat was noodzakelijk, om uw karakter te doen kennen. Men kan het goud alleen erkennen, door het op den toetssteen te leggen.

Toen kwam er een monnik, een heer zeer geprezen, Een vriend van de jacht en van 't horengeschal, Zoo kloek en ervaren, een abt kon hij wezen; Ook hield hij veel kostbare paarden op stal; En gaf hij zijn moedigen klepper de sporen, Men kon op de winden het zweepgeklap hooren, Zoo duidelijk en klaar als de klok der kapel, Waarbij hij vertoefde in zijn eenzame cel. Chaucer.

Terwijl ik even, zoover mogelijk van de bedroevend-gebanaliseerde basiliek en grot verwijderd, door de kleine, oude, sterk-stijgende straatjes van het plaatsje wandelde, weerklonk eensklaps een aller-zachtst en melodieus horengeschal. Ik hield stil en zag uit een steegje een zeer gewoon vrachtkarretje komen, waarop een man zat, die zoo heerlijk musiceerde.

Maar waar is Front-de-Boeuf? Dit horengeschal doet zich hoe langer hoe harder vernemen!" "Hij onderhandelt met den Jood, denk ik," hernam De Bracy onverschillig; "waarschijnlijk heeft het gehuil van Izaäk den klank van den horen verdoofd.

Ondanks uw bevel, mijn vorst, heb ik, onder voorwendsel dat ik eene volmacht van u bezat, den beul doen bevelen den kleinzoon van Amasis, als zijnde de eerste en aanzienlijkste van al de gevangenen, ter dood te brengen. Het horengeschal, dat gij zoo even vernomen hebt, was het teeken dat de laatste aan den Nijl geboren kroonprins van Egypte den adem had uitgeblazen.

Maar hun nieuwsgierigheid werd te leur gesteld; want deze vensters zagen alleen op de plaats van het kasteel uit, en het horengeschal kwam van buiten. Het geluid bleek echter de aandacht getrokken te hebben; want er scheen oogenblikkelijk een groot gewoel in het kasteel te ontstaan. Mijn dochter, o mijn dukaten, o mijn dochter! O mijn christelijke dukaten!