Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 9 juni 2025


Ik ben u genegen, uw trots en uw gevoel van eigenwaarde behagen mij; zorgt evenwel dat uw trots niet, tot uwe eigene schade, in hoovaardij ontaarde! Vaarwel en weest verzekerd van mijne voortdurende bescherming!"

Elders worden de hoorders opgewekt, onzer Vrouwe getijde en vigiliën voor de dooden te lezen; hoovaardij, hebzucht en afgunst te schuwen . Opmerkelijker dan dit stichtelijk karakter der sproken is, dat ook in de meeste boerden een zedelijke of didactische strekking niet te miskennen valt.

De burchtvrouw wachtte zich echter wel, die overtuiging uit te spreken. Ze vreesde dat men haar van hoovaardij betichten zou. De gasten vertrokken bij het krieken van den morgen. Toen Juliaans vader den laatsten uitgeleide gedaan had, en eenzaam bij de burchtpoort achterbleef, zag hij ineens in den nevel een bedelaar voor zich staan. Het was een zigeuner.

Andere stukken geven rechtstreeksche opwekkingen tot zelfkennis, het bewaren zijner eer, bescheidenheid jegens zijne meerderen; zij waarschuwen tegen "baraet en reinaerdie", hoovaardij, afgunst, boosheid.

Want er zijn geen banden, tot hunnen dood toe, en hunne kracht is frisch. Zij zijn niet in moeite als andere menschen, en worden met andere menschen niet geplaagd. Daarom omringt hen de hoovaardij als een keten, het geweld bedekt hen als een gewaad. Hunne oogen puilen uit van vet; zij gaan de verbeeldingen des harten te boven.

En dan heeft God de Heere ons op het punt, waar Hij ons hebben wil, want dan is in den angst van de worsteling de gevloekte hoovaardij van het »Gode gelijk te wezen« overwonnen. Dan willen we de minste voor God zijn. Dan houdt op de verheffing van den hoogen mensch, en krijgen we lust aan kleinheid en geringheid en nietigheid.

Mijn eigen, echte makelij doet veelen zich bedriegen, ze noemen 't spel en hoovaardij, en als ik eerlijk spreek en blij dan heeten ze 't me liegen. Ik word geliefd, ik word gehaat, noch Eer is 't, noch Beschaming, want wie mijn weezen niet verstaat, hij raakt mij niet, maar mint of smaadt een pop, met mijn benaming.

dragen zij geen rooden baard; trouw en waarheid zijn verdreven; hebzucht, loosheid en afgunst met koningin Hoovaardij zitten nu op het kussen. De geestelijkheid moet menige veer laten: Losevont de prior, bisschop Prendeloor, Rapiamus de deken, de kardinaal Valoot met zijne concubine. Op die wijs had vroeger ook JAN DE WEERT het mes gezet in de booze zweren van zijn tijd.

Doch, in hare hoovaardij, wilde de vrouw nog hooger klimmen en ze zei tot haar man: "We kunnen van het vischje toch alles verkrijgen, wat wij zouden wenschen; welnu, ga morgen nog eens naar de zee, en zeg aan het goudvischje, dat gij verlangt God te zijn, en ik Onze Lieve Vrouwe".

Waarschuwend verheft de dichter zijne stem tegen hoofdzonden als hoovaardij en nijd en geeft zijne waarschuwingen nadruk door allerlei voorbeelden van weelde, ijdel zelfbehagen en nijd, die aan het dagelijksch leven ontleend zijn. Ook de priesterschap en de kloosterlingen worden niet gespaard.

Woord Van De Dag

zelenika

Anderen Op Zoek