Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 14 juli 2025


De Magot is de eenige Aap, die tegenwoordig nog wild in Europa gevonden wordt. Ongelukkig kon ik gedurende mijn verblijf in het zuiden van Spanje (in 1856) over de Apenbende, die de rotsen van Gibraltar bewoont, geen nauwkeurige en uitvoerige berichten verkrijgen: Men verhaalde mij, dat dit gezelschap nog altijd vrij talrijk is, maar niet zeer vaak gezien wordt. Van de vesting keek men dikwijls met verrekijkers naar de dieren; men zag ze, om voedsel te zoeken, steenen omwentelen, zoodat deze van den berg afrolden. In de tuinen kwamen zij, naar mij gezegd werd, zelden. Ook de Spanjaarden konden mij niet mededeelen, of deze dieren werkelijk als Europeanen beschouwd moeten worden, of uit Afrika overgebracht waren. Volgens A.G. Smith, die op de plaats zelf gegevens verzamelde, werd het aanwezig zijn van deze dieren in Europa dikwijls in twijfel getrokken, door sommigen zelfs als een dwaas sprookje beschouwd, o. a. door een scheepskapitein, die dikwijls te Gibraltar kwam. Smith verzekert dan ook, dat hij bijna alle geloof er aan verloren had. Hij kwam echter tot andere denkbeelden, toen hij den vlaggestok op den top van den berg bezocht, om zich te verlustigen in het heerlijke uitzicht, dat men vandaar in alle richtingen heeft. Toevallig vernam hij van den vlaggewachter, dat "de Apen bezig waren rond te trekken". Nu begon onze zegsman met zorg berichten te verzamelen, en een verslag op te maken, waaraan het volgende ontleend is: "Op deze rots hebben de Apen sedert onheuglijke tijden post gevat; wanneer, en hoe zij over de zee gekomen zijn, is echter niet gemakkelijk uit te maken; de Moorsche sage, dat zij ook nu nog door een onderaardschen gang, onder de zeeëngte door, heen en weergaan tusschen Gibraltar en Marokko, luidt toch wel wat al te onwaarschijnlijk. Met zekerheid kan men alleen dit zeggen, dat zij er zijn, hoewel hun aantal aanmerkelijk verminderd is, zoodat gedurende eenige jaren het geheele gezelschap uit vier exemplaren bestond. Men ziet ze zelden; zoodra echter de wind omdraait, veranderen ook zij gewoonlijk van verblijfplaats. Weekelijk en gevoelig als zij zijn, schuwen zij elke plotselinge weersverandering, vooral het omslaan van den wind van het westen naar het oosten, of omgekeerd; zij trachten zich daartegen te beveiligen, door achter de rotsen weg te kruipen. Zij zijn zeer bewegelijk, en kiezen tot woningen het liefst steile afgronden, waar zij in 't ongestoorde bezit zijn van vele holen en gaten in de losse steenmassa. Het kost hun, naar 't schijnt, niet veel moeite, voedsel te vinden; want zij zien er zeer welgedaan uit. Men houdt ze gewoonlijk voor buitengewoon schuw, en zegt, dat zij bij het geringste gedruisch vluchten; mijn berichtgever ontkent dit echter, en toonde mij tot bewijs voor zijn bewering eenige rotsen, van waar zij hem op dienzelfden morgen hadden aangestaard, zonder vrees te toonen voor zijn kleurigen Engelschen uniform of voor zijn onderofficiersblik. Vrij langen tijd bleven zij staan op een afstand van 30

In de groote oerwouden vonden zijne jagers dikwijls holen of gangen van dit dier, vooral onder de wortels van oude boomen, en men kon zijn omvang uit de wijdte dezer woningen afleiden.

Hier heeft zij hare holen gegraven, sommige klein en eenvoudig, andere dieper en op ruimer schaal aangelegd, gene voor den zomer bestemd, deze voor den winter, gene tot beschutting tegen voorbijgaande gevaren of ongunstige weersveranderingen, deze om als schuilplaats te dienen gedurende den vreeselijk strengen winter, die hierboven 6, 8, ja zelfs 10 maanden lang den schepter zwaait.

»Waar kan hij vandaan zijn gekomenriep Toby uit. »Natuurlijk is hij eerst naar de andere holen geweest en toen hij daar vreemden vond, naar hier gekomen, waar hij dikwijls geweest is. Maar waar kan hij eerst vandaan zijn gekomen en hoe komt hij hier alleen, zonder hemWat denk jevroeg Chilling. Toby schudde het hoofd.

De vrouwen bij dit volk, zoo redeneerde men, bleven het grootste deel van haar leven in hare veilige holen, terwijl de mannen op voedsel uitgingen. Zoo ondergingen zij, door ruime voeding bij weinig of geen lichaamsbeweging, een levenslange mestkuur.

Zij bewonen hier kleine holen onder steenen of in het mos; ook ziet men ze dikwijls rondzwerven tusschen de kleine heuvels, die zich boven het moeras verheffen. Zelden merkt men uitgeloopen paden op, die van het eene hol naar het andere leiden; groote gangen graven zij alleen in de sneeuw. Over dag zoowel als 's nachts, zijn zij wakker en werkzaam.

Bij ons geschiedt dit meestal in reten van muren van hooge gebouwen en onder balken. Elders nestelt de Gierzwaluw vaak in holle boomen, zeldzamer in den grond, in holen van steile glooiingen.

Hij houdt zich in hoog gelegen gewesten op, voornamelijk in bosschen en kreupelhoutstrooken langs de rivieroevers, ook wel in rotsachtige streken, waar hij spleten en holen van het gesteente bewoont. Het Stinkdier is zoo goed bewust van de vreeselijkheid van zijn wapen, dat hij volstrekt geen schuwheid of lafhartigheid toont. Al zijne bewegingen zijn langzaam.

Als kevers en andere insecten uit hun holen kropen om zich een poosje op een warmen steen te zonnen, lag K'dunk, wier blik over haar jachtgebied heen en weer gleed, stil, tot ze goed en wel zaten, en kroop dan omzichtig, tot zij ze binnen haar bereik had en sloeg ze naar binnen met een floep van haar tong, dien 't oog nauwelijks volgen kon.

De holen schijnen niet zeer diep te wezen, en dringen onder een kleinen hoek in den grond, zoodat tot groot verdriet van den vermoeiden wandelaar, die over deze hagedissengangen loopt, de grond telkens onder zijne voeten wegzakt. Als het dier zijn hol maakt, werkt het beurtelings met beide kanten van zijn lichaam.

Woord Van De Dag

soepe

Anderen Op Zoek