Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !
Bijgewerkt: 11 juni 2025
De meesten zaten met hun servet in hun halskraag; en daaruit kwam een vuurkop, op 't voorhoofd door benauwing en door inspanning met zweet bepareld.
In de rechterhand houdt dit personage een soort van schepter, gekroond met vederen of den staart van een vogel: zijn linkerarm is halverwege bedekt door een soort van schild. Zijne kleeding is zeer rijk; behalve een met paarlen versierde halskraag of schoudermantel draagt hij eene lange en rijk geborduurde tuniek, die bijna tot aan de voeten afhangt.
Altyd precies op je tyd, want daar houden ze van. En als ze je-n-iets vragen, dan moet je maar risseluut antwoorden, heel risseluut. En kyk niet telkens zoo scheef-uit, dat verfrommelt je boordje, en dat stáát niet voor 'n jongen die al op 'n kantoor is. Dat boordje amsterdamismus voor: halskraag had 'n groote rol gespeeld in de voorbereidingen tot de geschiedenis van dezen dag.
Toen hij het pak had aangetrokken, legde het meisje de laatste hand aan zijn toilet; zij knoopte zijn buisje tot onder de kin vast, sloeg hem een groote halskraag over de schouders, schuierde hem af en kroonde hem met een gesprikkelden strooien hoed. Hij hoopte, dat Marie zijne schoenen zou vergeten, doch die hoop werd verijdeld; zij poetste ze naar behooren en zette ze voor hem neder.
Topper had klaarblijkelijk een goed oogje op een van de zusters van Scrooge's nicht, want hij antwoordde dat een vrijgezel dan toch maar een ellendige verworpeling was, die geen recht had zijn meening over een dergelijk onderwerp te uiten. Waarop de zuster van Scrooge's nicht, de mollige met de kanten halskraag, niet die met de rozen, bloosde.
In het Sallandsche: "hi kan lêzen en broodsnieën", d.i. hij kan twee dingen tegelijk doen, heeft lêzen de oude beteekenis van "bidden". De algemeene Nederlandsche volkstaal kent uitdrukkingen als "van den hak op den tak", waar hak nog de oude beteekenis bezit van "krommen tak"; "hij heeft kind noch kraai", waar kraai "den kraaier" beteekent, d.i. den haan, welk woord immers etymologisch samenhangt met het Latijnsche canere "zingen"; in "kap en kogel verliezen" is kogel de halskraag; in de zegswijze "wie het onderst uit de kan wil hebben, die valt het lid op den neus" is het lid de deksel.
Willem zelf, op wiens fraaie golvende haren de Gravenkroon prijkte, was gekleed met een tot op de voeten hangenden tabberd van scharlaken kleur, met gouden boordsels omzet, waarop kostbare gesteenten blonken, en droeg daarboven een hemelsblauwen mantel met open mouwen, gevoerd en geboord met bont, en geborduurd met de wapens van Holland en van Henegouwen: terwijl een halskraag van hermelijn zijn kleedij voltooide.
Hij zal zoo aanstonds wel terugkomen," en zij begint verschrikt en zenuwachtig te lachen, als de oude heer haar profetie vervult, door zijn hoofd door de deur te steken en te roepen: "En den Franschen kakkerlak, die u leert uw voeten in de lucht te gooien, heb ik vanmorgen met ceintuur, halskraag en al de deur uitgesmeten!"
Als twee mannetjes in strijd geraken, ziet men hen trillen en met den kop knikken, terwijl zij nog rechtop staan; daarna buigen zij de borst zoo ver omlaag, dat het achterste deel van het lichaam hooger komt te liggen, richten den snavel op elkander, zetten tevens de groote borst- en rugveeren op, breiden den nekkraag bovenwaarts uit en geven aan den halskraag den vorm van een schild.
Hij vertegenwoordigt het ondergeslacht der Kraagfazanten, gekenmerkt door een betrekkelijk geringe grootte, slanke lichaamsbouw, een vederenpluim op den kop en een zeer langen staart. De halskraag van den haan bestaat uit veeren, die in den nek groeien, naar voren en naar onderen breeder worden en van den hals afstaan.
Woord Van De Dag
Anderen Op Zoek