Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !

Bijgewerkt: 11 juni 2025


Zoo uitgerust rennen en springen zij op elkander toe en gebruiken den snavel als degen; de met wratten gepantserde kophuid dient als helm, de dichte halskraag als een schild, dat de stooten opvangt; alle bewegingen hebben zeer haastig plaats.

De Staartfee (Heliactinus cornutus) heeft een metaalachtig groene, weinig glinsterende bovenzijde; de veeren van den bovenkop zijn metaalachtig blauw; de halskraag gaat van buiten naar 't midden door violet in groen, geel, oranje en rood over; de keel, de voorhals en de wangen zijn donker fluweelachtig zwart, de bovenborst, het midden van den buik, de staart en de vier buitenste paren stuurpennen wit, de slagpennen grijs. Bij 't wijfje zijn de witte staartpennen ongeveer in 't midden met een zwarten band geteekend. Totale lengte van het mannetje 12, staartlengte 5

"Eilieve, zie eens!" zeide Bleiswyk, met een onveranderlijke koelbloedigheid zijn halskraag in orde schikkende; "zou de Justitie mij beletten, mij op een onschuldige wijze te vermaken, hoe en waar het mij belieft? Ik wil u de boete wel daags te voren te huis sturen; maar er heen gaan zal ik.... of wil UEd. ook voor 't halfje met mij accordeeren?"

De Raadsheeren zijn getooid met een uit gekrulde veeren bestaanden halskraag, die soms, van de voorborst uitgaande, den nek en den achterkop omgeeft.

Als een hoogpootige Strandlooper kan men den Kemphaan (Machetes of Pavoncella pugnax) beschouwen, den eenigen vertegenwoordiger van zijn geslacht. In Groningen heet hij Kappertje, in Friesland Haantje, in 't Friesch Hoantsje en Hintsje, op Terschelling Kraagman, op Texel Kragenmaker. De snavel is zoo lang als de kop (doch korter dan de loop), recht, aan de spits een weinig verlaagd en niet verbreed, over zijn geheele lengte zacht, de voet is hoog en slank, het onderbeen tot ver boven het spronggewricht naakt; van de drie voorteenen is de middelste met de buitenste door een spanvlies verbonden; de korte, hoog aangehechte achterteen raakt den grond niet; de vleugels zijn middelmatig lang en spits; de staart is kort, uit 12 pennen samengesteld, aan de spits flauw afgerond. Het bruiloftskleed van het mannetje is getooid met een zeer groote, schildvormige halskraag, die zich tot aan de zijden van den achterkop uitstrekt en hier in twee oorvormige bundels van verlengde veeren overgaat. Bovendien zijn de mannetjes aanmerkelijk grooter dan de wijfjes en hebben in 't voorjaar aan 't gelaat naakte, geelachtige wratjes; deze verdwijnen in den herfst, evenals de kraag. Een algemeen geldige beschrijving van de kleur van 't vederenkleed is niet mogelijk. De bovenvleugel is donker bruingrijs; de zes middelste veeren van den zwartgrijzen staart zijn zwart gevlekt; de buik is wit; de overige veeren zijn echter zeer verschillend van kleur en teekening. Dit laatste geldt vooral voor de stijve, ongeveer 5 cM. lange veeren van den kraag. Deze is op zwartblauwen, zwarten, zwartgroenen, donker roestbruinen, roodbruinen, roestgelen, witten of anders gekleurden grond lichter of donkerder gevlekt, gestreept of op een andere wijze geteekend, zoo verschillend, dat men bijna geen twee mannetjes kan vinden, die aan elkander gelijk zijn. De ervaring heeft geleerd, dat dezelfde kleuren en teekening zich in 't volgende jaar opnieuw bij den Vogel vertoonen. De veeren van borst en rug zijn soms op dezelfde wijze geteekend als de kraag, soms anders van kleur. Het oog is bruin, de snavel groenachtig of groenachtig geel; ook deze kleur verschilt min of meer in verband met die van de veeren; de voet is in den regel roodachtig geel. Totale lengte van het mannetje 29

Een vest droeg hij niet; in stede daarvan was een ongestreken vuil hemd te zien, waarvan de breede halskraag, zonder door een das bijeengehouden te worden, wijd openstond, zoodat men zijn sterk door de zon gebruinde, bloote borst zag. Om zijn middel was een soort van rooden gordel gebonden bij wijze van sjerp, waaruit de handvatsels van een mes en twee pistolen te voorschijn kwamen.

En hij duwde in den ijzeren halskraag eene mutsenbol, roodwangig en onnoozel waarom al de twaalf stammen lachen moesten, dat hun de tranen langs de neuzen biggelden.

Hij was nog niet droog van voren en nu werd hij ook spoedig druipnat van achter. De scherpe wind zweepte thans de piepende kruinen der boomen als 't ware vluchtend vóór hem uit, en hij zelf voelde zich mee gedreven, loom op het paard ineengezakt, de pet diep over de ooren, zijn halskraag overeind.

De een zag er half als een krijgsman, half als een burger uit; de breede groef dwars over zijn bruin gezicht had hij zeker niet door de kan of het mesje, maar op eerlijker wijze, wellicht onder Maurits in het open veld opgeloopen; eenige zorg aan baard en knevel besteed, en een platte, vrij zindelijke halskraag toonden, dat hij niet tot het laagste gemeen behoorde.

Woord Van De Dag

buitendam

Anderen Op Zoek