United States or Western Sahara ? Vote for the TOP Country of the Week !


Toch, die nu meenen zou, dat de pochende recensent te diep in het glaasje der ijdelheid heeft gekeken, dan dat hij nog helder genoeg zou zijn, om de fouten te zien, die hij niet heeft voorspeld, kwame bedrogen uit. Hij meent althans nog genoegzaam onbeneveld te zijn, om te mogen beweren, dat ook uit dit werk weer blijkt, hoe het inbrengen van een zwak pathologisch element in eene overigens niet pathologisch getinte romanfiguur zelden een voordeel is. Althans ook hier vermindert ongetwijfeld de hereditaire dispositie tot zelfmoord in Helene het algemeen menschelijke in haar, leidt des lezers aandacht een weinig af van haar innigste wezenheid-zelf en maakt zijn zien van haar als een ziel, die absoluut door de lièfde beheerscht wordt, een weinig troebel en onzeker want nu is niet alleen de liefde Heiene's noodlot gebleken maar die neiging tot zelfmoord heeft haar bestemming mee gedetermineerd; men denke er zich eens in, hoe in dat wellicht innigste boek-van-liefde dat onze literatuur bezit, Geertje, de imposante verschijning der liefde ontzaglijk verzwakt zou zijn geworden, indien ook daar een dergelijk element ware ingeslopen! ; en ten leste, daar de figuur van Helene en ik spreek ook nu niet van de beelding maar van den gebeelden mensch althans [p.71] in mijn geheugen immer als a thing of beauty zal staan, wordt mijn joy for ever daaraan door dat pathologische aanmerkelijk geschaad, want niet kan de schoonheid van de beelding eens menschen daardoor lijden maar wel en maar al te zeer de schoonheid van dien mensch-zelf. Want indien, zooals Helene Servaes, die mensch a thing of beauty ìs en als wèlk een aandoenlijk schoon, spiritueel figuurtje zie ik haar niet! dan is dat pathologische de barst daarin, de verminking daarvan.... En voorts meent de recensent niet minder duidelijk te zien, dat door de sterke concentratie van des kunstenaars aandacht op de lichtende hoofdfiguur, hij niet gemerkt heeft, dat zijn helper, de geroutineerde-schrijver, zich nu en dan al te veel met de andere figuren bemoeide. Er is daardoor in de beelding dezer laatste hier en daar iets cliché-achtigs gekomen. De vakman Robbers schrijft gemakkelijk, diens stijl is gul-joviaal en ontaardt soms in diezelfde routine-gulheid en jovialiteit, die men bijv. ook vaak in het optreden van populaire volksleiders kan aantreffen. En mede hieraan is het ook te wijten, dat soms de dialoog te weinig individueel-genuanceerd, naar den aard der sprekende persoon, is Luuk is menigmaal heelemaal Croes-achtig de lezer herinnert zich die prachtige vaderfiguur in De Roman van een Gezin? en ook zijn vrienden hebben soms dat zelfde bruyante, haha'ërige en handtastelijk lawaaiende als deze. Máár dat minder goede blijft nooit lang. Zooals, dunkt mij, een meester-schilder, die zich plotseling herinnert, dat daar in den anderen hoek van zijn atelier, zijn leerling misschien iets god-weet-hoe staat te bederven, haastig naar deze toeloopt en met een enkelen toets een fout verbetert en iets kunst-lévends in het werk brengt, zóó springt dan gauw de kunstenaar Robbers den vakman terzijde, duwt dien even weg, en ... kijk nou ereis ... hoe aardig en mooi in eenen ... door dat ènkele kleine trekje.... We genieten weer ... Dit alles nader te argumenteeren valt natuurlijk buiten het bestek dezer critiek en trouwens hoe weinig belang heeft het, vergeleken bij het heuglijke feit, dat de schrijver van dit boek er het schoonste en meest eigenlijke van zijn kunstenaarsschap, zooals dat uit zijn jeugdwerken bleek, nu op verder [p.72] gevorderden leeftijd, versterkt en verinnigd in mocht uiten. En ik zou hier dan ook gevoeglijk kunnen eindigen, zoo het schrijven over Robbers' herontwaakte mystieke neigingen en over De Vreemde Plant mij niet een mijner literaire ergernissen te hevig had doen voelen, dan dat ik haar niet luchten zou. Dat die prachtige ook door van Deyssel zoozeer geprezen novelle maar in den, naar ik meen vrijwel vergeten, bundel van Phocius blijft opgeborgen, ik vind het zonde en jammer. Want de twee andere verhalen daarin,... vooral Een Kalverliefde.... Het geval doet mij altijd denken aan dat ongelukkige meisje, dat niet gescheiden werd van het lijk van het met haar saamgegroeide zusje en daardoor zelf sterven moest. Waarom ook hier niet resoluut het chirurgisch mes genomen en het levende, mooie kind van 'r dooie familie bevrijd?... "Ho, ho, d