Vietnam or Thailand ? Vote for the TOP Country of the Week !


De beelden der goden werden gedragen. Het was de Bemiddelaar tusschen Hemel en Hel: somber donkerde soms zijn gelaat en schitterde dan weêr strálende op: dan ging onder de menigte een murmelende huivering heen. Anubis met den hondekop werd gevolgd door de Koe, die stond overeind op de achterpooten en stak de zwellende uiers vooruit; op het breede deksel van een gouden urn lag de uræus-slang: was zij van juweel, was zij levend? Toen volgden de mysten van de Broederschap en de dominus herkende niet dadelijk Nilus. Maar werkelijk, ja, hij w

Langs de wanden dezer galerij hebben russische schilders van den ouden tijd, in ruwe, ongekunstelde tafreelen, die zaligheden des hemels, de smarten van het vagevuur en de folteringen der hel voorgesteld.

Zoo liep hij enkele minuten door, in zachte opgewektheid van gedachten. Op den onzichtbaren kerktoren van het dorpje klopte kort en hel één slag: half twee. Een ander dorpje galmde tegen, heel héél zwak en verre, als een kinderstemmetje dat antwoordt op een mannenstem.

Binnen een paar uren is men in deze hel ver genoeg doorgedrongen, om er op het gelaat en de handen en op de kleederen de teekenen, den smet en den stank van mede te brengen, als hadde men een tocht ondernomen naar de fornuizen van Beëlzebub.

"In den poel der hel zouden ze pijn lijden en branden, omdat ze hier een korten tijd in rijkdom en wellust geleefd hadden. Denk maar aan den rijken man, die den bedelaar om een droppel water smeekte; maar hij kreeg hem niet; neen gepijnigd zouden ze worden al die grooten en machtigen , men kon ze één voor één met name noemen; in 't helsche vuur met hen! en daar zouden ze eeuwig branden!

Twee vrouwen in ruischende japonnen, zijden foulards om den hals en hel gekleurde parasols in de hand, bewogen zich met lichten gang vóór mij op het houten trottoir.

Dat zei pater ook, maar toch zou God 't hem wel vergeven, zeid-i, omdat de man niet beter wist, want... hy geloofde niet aan de hel, en dat kan 'n mensch niet helpen, zei pater. Nou, ik had zoo'n man wel eens op z'n sterfbed willen zien! Maar hy zal wel dood wezen, want het is zeker lang geleden. Als ik sterf, zal ik heel tevreden zyn, want pater zal voor m'n bed zitten, en my de hand drukken.

Nooit was het begin aanvankelijker dan het nu is, Nooit was er meer jeugd of oudheid dan er nu is, En nooit zal er meer volkomenheid zijn dan er nu is. Evenmin ietwat meer hemel of hel dan er nu is. Vooruitgang was het begin, vooruitgang zal het eind zijn, De scheppende vooruitgang van de wereld altijd en immer.

Zij moest het zien, dat hij bij hare glanzige woorden, hel van illuzie, stil werd, niets meer zeggend, soms even de oogen sluitend met een zucht, dien hij poogde te dempen. Zij kon het zich niet meer loochenen, dat al hare hoop in hem slechts den weêrklank van wanhoop wekte.

Van nacht bijvoorbeeld overviel me een benauwdheid, die zoo iets te beteekenen had: 't nachtlicht was uitgegaan; 't was zoo donker als in de hel, en 'k dacht een oogenblik dat ik levend in de kist lag..." "Zeker een soort van nachtmerrie majoor. U hebt toen 't licht weer aangestoken?" "Natuurlijk!" "En 't ging toen beter nietwaar?"