United States or Fiji ? Vote for the TOP Country of the Week !


Wij zien duidelijk genoeg, dat, wanneer de ossen een deel van den dag gezwoegd hebben onder het juk gebonden, zij daarvan ontheven worden en waar het hun behaagt, laat men ze in de bosschen grazen. En wij zien ook, dat de tuinen beplant met verschillende boomen niet minder mooi maar veel schooner zijn dan de wouden, waarin wij alleen eiken vinden.

Waarom komt ze van de holen der wolven bij de menschenwoningen? Wat zoekt de oude van de rotsen in de groene dalen? Ze komt bedelen. Ze is begeerig naar gaven, hoe rijk ze ook is. In de bergkloven heeft ze groote, witte zilveren staven liggen en op sappige weiden, diep tusschen de rotsen verborgen, grazen haar groote kudden zwarte koeien met gouden horens.

Toch is het een zeldzaamheid, en niet ver van den mond der rivier ziet men vaak kudden zwarte runderen in volkomen gerustheid grazen niet ver van de plekken, waar de krokodillen zich graag ophouden.

Zijn vleesch is zeer smakelijk, hoewel men zegt, dat het ongezond is en koorts veroorzaakt. De jacht op de Lamantijnen is tamelijk eenvoudig. In een boot begeeft men zich in de nabijheid van de plaats waar deze dieren grazen en wacht tot een van hen bovenkomt om adem te halen.

Oudenaarde, met zijne torens, daken en schouwen, ligt daar vóor hem, in de diepte, te midden van uitgestrekte, zachtgroene beemden, waar koeien grazen en kinderen spelen. Tusschen Melden en Elzegem kronkelt de Schelde, tintelend in den glans der zomerzon.

Terwijl zij grazen, gaan zij, ook weder evenals de Kengoeroes, op vier pooten; deze beweging is echter zeer langzaam en wordt nimmer lang voortgezet. Bij het zitten rusten zij op de zolen van de achtervoeten. Bij alle soorten zijn de zinnen scherp, vooral hebben zij een fijn gehoor en kunnen op grooten afstand zien; hierdoor kunnen zij aan dreigende gevaren gemakkelijk ontkomen.

Want in een land van bergen komt men telkens groote kudden tegen, eenerzijds van schapen en anderzijds van geiten. Die grazen dan bij elkaar en trekken saam uit, de heuvelen en bergen langs.

Daarna steeg ik op en leidde den haan achter mij aan, opdat die wat zou kunnen uitrusten. Toen ik de zee weer overstak, ging een van de koorden van mijn zak los en al de gierst stroomde in het water. Toen ik den overkant had bereikt, was het reeds nacht. Daarom stapte ik af en liet de bij los om te kunnen grazen; wat den haan betreft, hem maakte ik dicht bij mij vast en gaf hem wat hooi.

Aan den anderen kant van den weg slopen zij zooveel mogelijk ongemerkt nader, en kwamen meer en meer bij de plaats, waar de bok rustig stond te grazen. Juist waren Jan en Karel met de onderbroek klaar gekomen, die zij op het gras uitspreidden om te drogen, toen de twee vijanden met een woesten kreet opsprongen, vlak achter den bok, die er geweldig van schrikte.

Terwijl bij andere diersoorten het mannetje en vrouwtje gelijkelijk grazen en weiden, jagen en dooden, klimmen en zwemmen, graven, rennen of vliegen voor hun levensbehoeften, zoekt in onze soort het vrouwtje haar eigen levensonderhoud niet, door de gebruikelijke werkzaamheden van ons geslacht, maar wordt gevoed door het mannetje. Nu kan de aangevoerde noodzakelijkheid nagegaan worden.