United States or Turks and Caicos Islands ? Vote for the TOP Country of the Week !


De duim van de voorhanden kan niet zoo goed aan de overige vingers tegenovergesteld worden als die van de achterhanden. Het gebit bestaat niet uit 32 tanden, zooals bij de Menschen en bij de Apen van de Oude Wereld, maar uit 36. Wangzakken en eeltplekken aan het zitvlak komen bij hen nooit voor. Het neusmiddelschot is breed.

Met die laatste woorden bedoelde hij den beer natuurlijk, en met ons allen begaven wij ons daarheen. Ha, daar zagen wij hem! 't Is te begrijpen, dat wij op een eerbiedigen afstand bleven! Wat had dat dier geduchte klauwen, en wat zagen wij een sterk gebit, als hij den grooten muil opende. Gelukkig dat hij een stevigen leeren muilband aan had; dat stelde ons eenigszins gerust.

Hij is even sterk als de Leeuw en veel gevaarlijker, en kan een volwassen rund in zijn bek wegdragen. Welke kracht hij in zijn gebit heeft zal u overigens spoedig blijken, zoodra de voedering begint." De dierentemmer kwam met de helft van een geslacht schaap aandragen, en legde dit voor de ijzeren kooi neder. Toen de panter het vleesch rook en zag, stelde hij zich aan als dronken van bloeddorst.

Voor deze daden van rijkunst zijn twee dingen noodig: een zeer pijnlijk gebit of mondstuk, evenals de Mameluk gebruikt en waarvan het paard al de kracht kent, ofschoon het zelden gebruikt wordt; ten tweede, groote, botte sporen, die òf alleen voor aanraking, òf als een uiterst pijnlijk werktuig gebruikt kunnen worden.

De Buidelmiereneter (Myrmecobius fasciatus) is de eenige vertegenwoordiger van de tweede onderfamilie der Roofbuideldieren, van de Spitsbuideldieren (Myrmecobiinae). Zijn lichaam is lang, de kop zeer spits; de achtervoeten hebben vier, de voorvoeten vijf teenen; de achterpooten zijn iets langer dan de voorpooten, de zolen onbehaard, de teenen van elkander gescheiden. De staart is slap, lang en ruig. Het wijfje heeft geen buidel. Opmerkelijk is het goed voorziene gebit; het aantal tanden bedraagt meer dan bij eenig ander Zoogdier; hij heeft er niet minder dan 50

De lippen zijn leelijk, daar zij niet slechts gerimpeld, maar bovendien sterk gezwollen zijn, en bol uitstaan. De neus is geheel plat gedrukt, en het neusmiddelschot steekt voorbij de neusvleugels uit; de ooren zijn klein, maar gelijken in vorm op die van den mensch. De hoektanden komen aan het gebit sterk uit; de onderkaak is langer dan de bovenkaak.

Zijn Nederlandschen naam draagt het terecht, want het herinnert door zijn gestalte en zijne op borstels gelijkende haren duidelijk aan het Zwijn. Zijne kenmerken zijn: de kleine ooren, de gespleten bovenlip, het ontbreken van den staart, de korte zwemvliezen tusschen de teenen, de forsche op hoeven gelijkende nagels en de hoogst eigenaardige samenstelling van het gebit.

Bij gene komen in beide kaken, of althans in één van beide, tanden voor; deze worden niet gewisseld; bij enkele vormen vallen er eenige van uit of gaat zelfs het geheele gebit vóór het tijdperk van volwassenheid te niet. De Baardendragende Cetaceën zijn van de geboorte af tandeloos. Dit kenmerk is voldoende om de leden van de beide onderorden te onderscheiden.

Ik moet u doen opmerken, zeide Trossenko, dat hoe men de rekening ook maakt, er uit zou volgen dat wij ons gebit wel in de kast kunnen leggen. Maar in werkelijkheid leven we er toch goed van; wij rooken tabak en drinken thee en vodka. Als gij even lang gediend hebt als ik, vervolgde hij, zich tot den vaandrig wendende, zult gij er ook goed van weten te leven.

Bij nader inzien is het n.l. gebleken, dat de overeenkomst van de Halfapen met de Apen gering is. Hun lichaamsbouw is anders; hun gebit verschilt bijna in alle opzichten van dat der Apen. De naam Vierhandigen, die thans niet meer als naam van een orde geldt, komt aan de Halfapen eerder toe dan aan de Apen, daar bij deze het onderscheid tusschen hand en voet het duidelijkst zichtbaar is.